Rotterdam, Coolsingel
Boven en onder: Maastricht Statenstraat 4
Middelburg, Lange Noordstraat 48
Haarlem, Zijlstraat 70
Boven en onder: Zwolle, Nieuwe Markt 1, toen en nu
Arnhem, Renssenstraat 17
Interview met Johan Vroonhof door Guus Klaas & Gerard Heuvelman
Gerard en Guus zijn bezig de postgeschiedenis in kaart te brengen. Wat is er veranderd in de logistiek, in de besturing, in de automatisering? Wat is de invloed op de postgebouwen geweest? Oud-collega Johan Vroonhof (Nieuwkoop 1942) heeft alle belangrijke ontwikkelingen bij Post tussen het midden van de jaren zestig en 2002 van dichtbij meegemaakt. We halen graag wat herinneringen op. Johan is geboren in 1942 en ging in 2003 (1-1-2003) met pensioen. We hebben op 11 december 2020 een aangenaam groepsgesprek via een videoverbinding.
Gerard: Tot 1915 is alles goed uitgezocht door Van der Schoor. Die heeft in zijn dissertatie alles gedocumenteerd, de architecten, de bouwstijlen, de gebouwen. Bij de opkomst van de Telegrafie waren de post- en de telegraafkantoren nog apart. Toen op landelijk niveau tot een fusie werd besloten werden de kantoren samengevoegd. Vaak werd de telegraafdirecteur de directeur van het samengevoegde kantoor. Want kennis van morse was een vereiste.
Het is lastig om materiaal te vinden. Tot en met 1989 is heel veel goed gedocumenteerd. Na 1989 had de bedrijfsgeschiedenis minder de interesse. Te duur volgens de toenmalige directie. Veel was bewaard in het Museum voor Communicatie. Maar dat materiaal is nu afgestoten naar het Nationaal Archief. Guus weet uit zijn eerdere onderzoekje naar het postkantoor in Ootmarsum dat daar veel detailinfo, inclusief foto’s bewaard is.
Johan: ook na het opheffen van de postdistricten is er heel veel weggegooid is. Guus herinnert zich dat bij de renovatie van het hoofdkantoor aan de Prinses Beatrixlaan 23 in Den Haag heel veel is weggegooid omdat iedereen in het digitale kantoor in de grote kantoortuinen maar een zeer beperkt aantal decimeters kastruimte mocht behouden.
Johan weet te vertellen dat vroeger bepaalde mededelingen rechtstreeks naar alle kantoren gingen. Hij herinnert zich een brief uit 1962 waarop de verzendlijst was aangegeven. Dat zou een spoor zijn naar alle vestigingen. Hij gaat op zoek!
Guus vraagt of er tijdens de opleiding van Johan aandacht werd besteed aan postgeschiedenis. Johan zat van 1966 tot 1970 op het opleidingsinstituut voor Hoger PTT personeel, Voorlinden. Maar daar leerde je vooral hoe het bedrijf werkte (interne gerichtheid). Vanaf 1966 (denk aan Mammoetwet) 1970 kwamen er andere opleidingen, werd op Voorlinden ook aandacht besteed aan andere aspecten. “Een stukje degelijkheid was weg”. PTT ging daarna ook meer HEAO-ers en academici werven. Het opheffingsbesluit over Voorlinden dateert van december 1969.
Johan verwijst naar het rapport van Bosboom & Hegener waarin vooruit werd gekeken naar de toekomst van PTT. Zijn eindexamenklas van 1970 deed een afstudeeronderzoek met een verkenning naar de toekomst, op basis van dezelfde beelden als B&H. Hieraan wordt elders op deze website aandacht besteed.
In 1955 werden in Nederland de postdistricten opgericht. Guus las onlangs het herdenkingsboek PTT 1893-1953 60 jaar Hoofdbestuur PTT. Hij vindt het maar vreemd dat in dit herdenkingsboek uit 1953 niet vooruitgelopen wordt op deze ingrijpende reorganisatie. Voor die tijd waren er wel inspecteurs, maar die hadden niet een kantoor met een bureaucratisch apparaat. Johan vertelt dat de lokale directeuren veel macht hadden, maar dat door het systeem van rechtstreekse dienstorders naar alle vestigingen de aansturing door Den Haag toch vrij rechtstreeks was. Middels Dienstorders, Voorschriften en Handboeken was “alles” geregeld.
Met zijn drieën nemen we door op welke adressen de districtspostkantoren zaten. Vanaf de jaren 50/60 was er sprake van een enorme bouwgolf. Bij de stations werden stationspostkantoren gebouwd waarin ook de districtsdirecties zitting namen. Vaak was het na een paar jaar al nodig om aanvullende kantoorruimte te zoeken. Voorbeelden: Amsterdam, Rotterdam en Arnhem. Een open vraag is of aan deze bouwgolf ook een soort masterplan aan ten grondslag lag. Vermoedelijk toch vooral de relatie met de NS.
Gerard stelde het lijstje op van hoofdkantoren van de twaalf postdistricten:
Amsterdam, NZ Voorburgwal 182, later Oosterdokskade
Haarlem, eerst aan de Zijlstraat 70, na bouw EKP Westergracht
Den Haag, aan de Kerkstraat, later de Waldorpstraat
Utrecht, Laan van Puntenburg en na opening EKP in het kantoorgebouw aan de Mineurslaan
Middelburg, Lange Noordstraat 48, later, lag erg gevoelig, EKP Roosendaal
Rotterdam, Coolsingel 42, in 1959 naar het Delftseplein
Den Bosch, Kerkstraat, later EKP
Maastricht, Statenstraat 4
Zwolle, Nieuwe Markt 1, later (jaren 70) stationspostgebouw aan de Westerlaan
Groningen, Munnekeholm of nu afgebroken stationspostkantoor, later EKP aan de Achterweg 1
Leeuwarden, Tweebaksmarkt 25, en later EKP
Arnhem, Renssenstraat 17, en later EKP
We willen dit lijstje aan te vullen met jaartallen. (Noot: dat gebeurt voor een groot deel in de artikelen over de EKPn)
In die jaren bleef de logistieke structuur voor brieven en pakketten intact; de structuur die gebaseerd was op 48 uitgangen (geografische verdeling van Nederland. We vragen ons af of er een masterplan was dat ten grondslag aan de vorming van de 12 EKPN. Het was een politiek besluit om er 12 neer te zetten. Ieder districtsdirecteur wilde er minstens een. Daarnaast was er een inhoudelijk argument; de aan- en afvoerlijnen naar plaatsen als Groningen en Leeuwarden zouden te lang worden om 24 uurs overkomst te garanderen. Er was wel een criterium voor een bepaald aantal te verwerken stuks per avond.
Johan: De postdistricten hadden een grote macht en noten op hun zang t.a.v. de vestigingen. Er waren wel landelijke strakke normen voor de opening van een postkantoor of bestelvestiging. Al in 1979 kwam er een plan om de eisen t.a.v. nieuwe kantoren te standaardiseren en zo tot een aantal standaardmodellen te komen.
Bepalend voor de verdere ontwikkeling van de postkantoren was de splitsing tussen Post en de BU Postkantoren (later Postkantoren BV). Johan was als gevolmachtigde van een directielid verantwoordelijk voor de contracten die werden afgesloten tussen Post en Postkantoren (en soms ook nog Telecom). Contracten waarin werd afgesproken wie woonde in bij wie? Ook de afspraken over huren en vierkante meters werden vastgelegd. In principe werd de grootste gebruiker de eigenaar, maar soms werd dat toch Postkantoren. Als die een lokettenkantoor op een centrale plek hadden was de redenering dat Post dan wel kon verkassen. Ook werd rekening gehouden met de “achtertuin”. De benodigde ruimte voor parkeerplaatsen e.d.
Interessant is wat Johan vertelt over de spreiding. Niet de spreiding die het hoofdkantoor van KPN naar Groningen bracht, maar de spreiding over de groeikernen. In 1965/1966 bestond het plan om het hoofdkantoor naar Zoetermeer te verplaatsen. Maar toen was nog het uitgangspunt dat Nederland naar 20 miljoen inwoners zou groeien.
Guus en Gerard zijn benieuwd naar de stationspostkantoren. De gebouwen die ook districtskantoor werden zijn goed terug te vinden. Maar hoe was de situatie bij de andere uitgangskantoren. Vond de expeditie daar nog alleen in de trein plaats? Was er een stations postkantoor of alleen een overslagplaats op de perrons? Johan vermoedt dat op een aantal plaatsen de post gewoon in zakken op karren naar het station werd vervoerd vanaf een binnenstadskantoor. Een kantoor zoals bijvoorbeeld Zutphen was ook niet ver van het station gebouwd. Johan herinnert zich dat een grote plaats als Leiden ook niet een echt stations postkantoor had. Het kantoor aan de Schipholweg is later afgebroken. Ook Alphen, Julianastraat 97 is afgebroken.
Tussen alle beschouwingen door vragen we ons af waarom het jaren 50 gebouw aan het Delftseplein niet afgebroken is. Volgens Johan kan dat komen door het kunstwerk aan de gevel. Guus hoorde ooit het verhaal dat de sloopkosten hoger waren dan wat de grond kon opbrengen. Nu is het een monument en fraai gerenoveerd.
Tot slot van dit gesprek spreken we dat we contact houden over dit oneindige onderzoeksproject. Er is nog heel veel uit te zoeken!
Ter sprake kwamen: Het Nationaal Archief, de Kon Bibliotheek, de erfgoedinstanties in provincies, dorpen en steden, de beeldbanken van overheden en particulieren. Problemen hierbij op dit moment: de beperkingen van Corona, de eigendomsrechten van fotografen en hun erfgenamen e.d.
Johan zegt toe, zodra dat kan met name het Nationaal Archief met bezoek(en) te vereren.
Na dit gesprek constateren we dat nog veel vragen onbeantwoord zijn. We vragen de hulp aan de lezers:
-wie heeft nog ergens een exemplaar van het rapport van het Adviesbureau Bosboom & Hegener, verschenen rond 1970;
-wie heeft nog een exemplaar van de wandkaart met de bestuurlijke indeling van de postdistricten?
-wie weet of er aan de structuur met de 48 uitgangsgebieden een masterplan ten grondslag lag?
-elders in dit blog noemen we wel data voor bepaalde gebouwen, maar hulp is welkom!
Heeft u zelf een idee voor een bijdrage of kunt u gegevens aanvullen? Neem dan contact op via gjfmklaas@gmail.com.
Maak jouw eigen website met JouwWeb