De lange weg naar twaalf EKPn – Deel 2

Eind 1968 verscheen een rapport van de hand van het adviesbureau Bosboom & Hegener, opgesteld i.s.m. Bureau Berenschot, dat gegeven de verlieslatende positie van de Post, aanbevelingen deed voor talrijke verbetermaatregelen. Aanbevelingen op het gebied van beleidsvorming, personeelsbeleid en dienstbetoon. Ruim een jaar later ging directeur-generaal Reinoud in op de uitwerking van de voorstellen. Hij benoemde bijvoorbeeld het plan om 18 a 20 steden aan te wijzen als expeditieknooppunt. Wij vroegen ons eerder op deze website af of aan de EKP-vorming een masterplan ten grondslag lag of dat er sprake was van een vorm van organische  groei. We hebben de neiging om te zeggen: beide! Om een goed zicht te krijgen op de planvorming gingen we in deel 1 (zie:https://een-postgeschiedenis.jouwweb.nl/de-ekpn-de-sorteercentra-en-de-nieuwe-weg-van-de-brief/de-lange-weg-naar-twaalf-ekpn-deel-1) terug naar oktober 1951. Het rapport Van Houwelingen onderzocht de mogelijkheid van concentratie op 15 expeditieburelen, maar oordeelde negatief over deze optie. In dan volgende jaren ging men over tot een netwerk waarbij het land verdeeld werd in uitgangsgebieden.  In dit deel nemen we de plannen van Post uit 1971, uitgesproken door directeur-generaal Reinoud onder de loep en plaatsen we deze in perspectief.

Directeur-Generaal Reinoud met majoor Bosshardt van het Leger des Heils

“Alle tekenen wijzen er op dat 1971 op politiek, economisch en sociaal terrein een moeilijk jaar zal worden en er zijn tal van aanwijzingen dat ook de PTT geen gemakkelijk 1971 tegemoet gaat”. Zo sprak directeur-generaal Reinoud in zijn Nieuwjaarsrede begin januari 1971. In “Aangetekend” van 6 januari 1971 vinden we een verslag dat we hier weergeven en (soms) toelichten.

Het was niet dat de vraag naar de diensten van de PTT achterbleef, het postverkeer groeide met 8%, er kwamen 15% meer telefoonaansluitingen en 15% meer rekeninghouders bij de postgiro.  Forse groei vond plaats na 1968. Steeds meer werknemers moesten voor de ontvangst van hun salaris een bankrekening hebben. “Het brievenverkeer was in 1970 bijna twee keer zo omvangrijk als midden jaren vijftig”.

Vanaf 1955 kende PTT Post 12 postdistricten

Maar door de stijging van de loonkosten en van materialen zou de winst van 1970 rond f 90 miljoen lager uitkomen dan die van 1969 en f 170 miljoen bedragen. De postdienst zou f 120 miljoen verliezen (15% van de omzet), vooral omdat het een arbeidsintensief bedrijf is. 75% van de kosten zijn direct loon. We moeten beseffen dat we toen leefden in een tijd van dure loonrondes. De tijd van de geleide loonpolitiek is voorbij. Alleen tariefsverhogingen konden dit niet goedmaken. Reinoud benadrukt dat winst maken niet alles is, maar toch wel noodzakelijk als je wilt investeren. Hij legde ook uit dat het beeld voor de PTT verslechterd werd door een aantal oorzaken. Het verlies op de nieuwsbladen was f 50 miljoen, de in opdracht tot stand gehouden openbare telegraafdienst leidde tot een verlies van f 15 mln. En de rente die de Postgiro voor af te storten gelden kreeg was ver onder marktconform. Dat leidde tot f 30 miljoen te lage opbrengsten.

Reinoud gaf aan dat in een gecompliceerde wereld er een duidelijke koers naar de toekomst bepaald moest worden. De directie zou proberen om samen met het bestuur van de dagelijkse uitvoering tot lange termijn verkenningen te komen. Hij dacht daarbij bij Post aan de postdistricten, maar ook aan de vakorganisaties. Die stelde hij gerust, ontslagen waren niet aan de orde, hooguit standplaatsveranderingen of plaatsing bij andere dienstonderdelen.

Postbode P.J.Meijer in Amsterdam 1954. Naast het prachtige uniform valt op het aantal nieuwsbladen dat hij in handen heeft. Dat was een grote kostenpost voor Post. 

Bij Post werken op dat moment 34.000 man (zie Noot 1) Post kampt in deze jaren van volledige werkgelegenheid met het structurele probleem van uitbreidende diensten en een wervingsprobleem. Buitenlandse werkkrachten aantrekken lukt niet, wel is er enig succes met het inschakelen van semi-profs (?), vrouwen, studenten, e.d. Maar het is al met al onvoldoende. In die tijd werden ook veel medewerkers "verplaatst" van de periferie van het land naar de Randstad om het personeelsprobleem op te lossen. 

Reinoud schetst drie mogelijkheden om zonder te hoge tariefsverhogingen het verlies te beperken:

-Een opvoeren van de productiviteit door meer efficiency en meer commerciële activiteiten. Dat leidt tot successen – maar het effect is niet opgewassen tegen de loonsverhogingen.

-Mechanisering en automatisering. Dat gaat zeker helpen, maar dat kan nog wel 10 tot 15 jaar duren (hier heeft hij een vooruitziende blik. Rond 1980 werden de automatisch post verwerkende systemen in bedrijf genomen)

-De volledige vervanging van de bestelling door een systeem van afhalen van post via postbussen. Dit werd o.a. voorgesteld door Bosboom & Hegener. Dit vond de PTT leiding te ver gaan. Niet in het belang van het publiek. Al werden er daarna wel meer postbusbatterijen geplaatst.

 

 

Links: Voorbeeld van een brievenbussenfront bij het begin van een wijk in Canada. Hier kan men zijn post ophalen. Was dit het idee van Bosboom & Hegener dat Reinoud niet ziet zitten?

Woonwijken en wegen op het platteland kleurden groen na de plaatsing van de buitenbussen. De onderste foto is van een postbode in Kinderdijk in 1972. Bron: MusCom

Dan houdt Reinoud nog een pleidooi om het verlies op de bezorging van nieuwsbladen ten laste laten komen van de begroting van het ministerie van CRM. Maar dat wordt ‘m niet. En als ook de tarieven niet sterk verhoogd mogen of kunnen worden, zijn ingrijpende maatregelen nodig. Daar is Post inmiddels ook mee gestart.  Een verdere rationalisering van het postbedrijf is noodzakelijk. Waar denkt Post aan? Reinoud noemt een reeks van maatregelen.

  • In 1967 al werd geconstateerd dat vaak onnodig grote afstanden werden afgelegd, naar afgelegen boerderijen, maar ook naar woningbrievenbussen van huizen met een tuin voor het huis. Een postbox bij het tuinhekje zou handig zijn. Een wetsvoorstel met die strekking zou in 1968 in de kamer komen. Maar dat wetsvoorstel komt er niet snel door. Nog in 1971 spreekt Reinout het uit als “wens”. Dit zou uiteindelijk leiden tot de bekende groene buitenbus die geplaatst moest worden als de afstand tot de weg hoger was dan 12 meter. Dit werd eerst op het platteland ingevoerd en later ook in de bebouwde kom. Ook flats moesten op de begane grond een brievenbussenfront krijgen.
  • Ook in 1967 startte een proefneming in Den Haag en Beverwijk met het krimpen van het aantal bestellingen tot één. Bekend was dat in de tweede bestelling maar 10% van het verkeer terecht kwam. De proeven zijn een succes. In 1971 zal een groter aantal postkantoren op het eenbestellingsysteem overschakelen. Uiteindelijk werd dit een groot succes. Op de postkantoren kwamen meer postbussen voor een vroege belevering. En groot nadeel was dat de kans bestond dat je in een woonwijk de ochtendkrant pas 's middags bezorgd kreeg.
  • Geleidelijk gaat men verder met de motorisering van de besteldienst. In 1970 waren er al 800 bromfietsdiensten en werden er in de bestelling al 230 auto’s in gebruik. Dit kwam ook de werkomstandigheden van de (fietsende) besteller ten goede.

Een postbode op de brommer

Posttrein en rolcontainer

  • De samenwerking met de NS wordt versterkt, wel komen er betere los- en laadfaciliteiten. Er zijn proefnemingen begonnen (in 1968) met rolcontainers bij het binnenlandse postvervoer. De rolcontainer zou uiteindelijk vanaf 1979 helemaal ingevoerd worden. Ook kwamen er later speciale postperrons.
  • Proeven met mechanische postbehandeling, gericht op vermindering van het arbeidsintensieve sorteerwerk op de kantoren van bestemming, voorafgaande aan de bestelling zullen worden voortgezet in Rotterdam. Het kantoor Rotterdam was al in sterke mate gemechaniseerd middels transportbanden. Ook had men in 1965 een zelf ontwikkelde sorteermachine in gebruik genomen. Met behulp van een codeermachine kon een adres in een streepjescode op de envelop geprint worden. Die code kon de sorteermachine lezen en zo de brief naar het goede postvak sturen.
  • Men zou kunnen gaan denken aan een “landelijke percelencodering”. Dat zou grote voordelen hebben voor het wegverkeer, maar ook bij de behandeling van het postverkeer. Na veel onderzoek en ingewikkelde afwegingen (zie elders op deze website) werd dit de landelijke postcode van vier cijfers en twee letters.
  • Tariefsverhogingen afgestemd op de deelmarkten. Een onderscheid tussen tarieven voor “losse post” (toen sterk dalend door opkomst telefoonverkeer, maar nog 50% van de post) en partijenpost voor massa-verzenders zal geïntroduceerd worden. Mits deze de post al in belangrijke mate voorsorteren.
  • Post gaat verder met aandacht voor commercie. Nadruk zal komen te liggen op het gebruik van brieven voor het maken van reclame als persoonlijk en relatief goedkoop medium. Noot: later krijgen alle postdistricten afdelingen Commerciële Zaken.
  • De service naar het publiek zal uitgebreid worden. In de steden komen in de werk- en winkelcentra nieuwe postinrichtingen. Er zal worden nagegaan of postkantoren meer ingeschakeld kunnen worden voor het aanbieden van maatschappelijke diensten ten behoeve van derden.

 

 

 

Links: Een concept dat breed uitgerold zou worden. Een postagent in een winkel. Links een foto van de eerste winkel met een postbalie aan de Korvelseweg 213 in Tilburg. Kees Verspaandonk durfde het aan (bron: ANP/In de Buurt)

Was hier de eerste proef met een "voorsorteercentrum" in Nederland? Helmond Watermolenwal 16 uit 1941.

Voor dit verhaal is de belangrijkste aankondiging die van een ingrijpende structuurwijziging. Zowel aan de verzendzijde als aan de bestelzijde. We grijpen eerst even terug naar een bericht in de Nieuwe Leidse Courant van 8 december 1967. Hierin lezen we dat in Helmond een systeem wordt uitgetest dat bij succes kan zorgen dat het aantal expeditiecentra in Nederland wordt verminderd van 1100 tot 200 à 250. Reinout noemt in 1971 150 à 200 verwerkingscentra aan de bestelzijde. De terminologie is wat verwarrend, maar we gaan er van uit dat in Helmond de functie werd uitgetest die later “voorsorteercentrum” (VC) ging heten. In zo’n VC voor een bepaald gebied (voorsorteergebied – VG) alle post samengebracht en op bestelloop gesorteerd voor een bestelkantoor. Aan de verzendzijde zouden in de nieuwe technisch-organisatorische structuur 18 à 20 expeditieknooppunten ontstaan, waar de aanvoer van post uit een bepaald gebied samenkwam en weer gesorteerd werd voor de knooppunten buiten het eigen verzorgingsgebied.

Om terug te komen op de vraag bij het begin van dit artikel of er sprake was van organische groei van het aantal expeditieknooppunten of van een plan. Het antwoord was beide. De eerste knooppunten ontstonden omdat de mogelijkheden van werkend vervoer beperkt werden en de hoeveelheid post groeide. In een tussenfase was er sprake van ruim 40 concentratiekantoren.  In 1971 refereert directeur-generaal Reinout aan een soort van masterplan voor een nieuwe technisch-organisatorische structuur.

In deel 3 van deze serie beschrijven we de uitwerking van dit plan.

Links: Een vooruitblik - dit gaat het worden. Een structuur met  12 EKPn, verbonden via een railnet.

Noot 1 Tegenwoordig hadden we hier de term medewerkers gehanteerd, maar het verschil tussen aantallen medewerkers en ftes zal in die tijd niet groot zijn geweest. Voor de oorlog had Post veel mensen in dienst voor maar een paar uur per dag. Na de oorlog is het streven bij de PTT om alle medewerkers een volledige baan te geven, maar dat kan alleen als het werk over een hele dag is gespreid.

 

Bronnen:

Nieuwe Leidse Courant van 8 december 1967  “PTT: Post tijdig uw goede wensen”

Aangetekend van 6 januari 1971 “Nieuwjaarsrede  1971 van directeur-generaal Reinoud”

Dr. G.Hogesteeger “200 jaar Post in Nederland” Uitgave PTT Post BV 1998

Mondelingen en schriftelijke informatie van Bram Hakstege