Meppel – een duik in de familiegeschiedenis

Het is augustus 2020. Nederland proeft voorzichtig weer van enige vrijheid na een corona lockdown. Gerard en ik gaan “op postkantoorpad”. Na Steenwijk bezoeken we Meppel. We staan op een prachtige dag voor de creatie van Rijksbouwmeester Peters aan het Zuideinde 28. We lopen er omheen, maken foto’s. Maar ik besef dat dit niet zo maar een postkantoor is. Dit is het gebouw van waaruit mijn oom Guus Kouijzer als postdirecteur Meppel er zijn grote ressort bestuurde. Maar hier woonde ook de familie Kouijzer in de dienstwoning. Vragen komen op: hoe was het om postdirecteur te zijn in de jaren 70-80. Hoe werd je dat? Hoe was het wonen in zo’n monumentale dienstwoning? Vragen die ik mogelijk  kan stellen aan zijn kinderen, mijn drie nichten en neef. Na enige rondvragen ben ik op een dag in januari 2023 (ach, haast had het niet) welkom bij mijn nicht Judy Kouijzer en haar man Joop in de mooie stad Kampen. We raken niet uitgepraat. Hier volgt een verslag. G=Guus, J=Judy.

Boven de hoofdingang van het hoofdkantoor van de PTT aan de Kortenaerkade in Den Haag was bovenstaand opschrift aangebracht.

Helemaal boven: Opperwachtmeester A.J.Kouijzer (1865-1913) werd na zijn pensionering in 1910 brievengaarder in Overdinkel. Boven: Zijn zoon C.A.J.Kouijzer (1891-1949) volgde hem na zijn overlijden in 1913 op. We zien hem hier (rechts) in de deuropening staan van het postkantoor in Ootmarsum waar hij in 1927 naar toe verhuisde als kantoorhouder.

G: Judy, laten we vooraan in het verhaal beginnen. Hoe kwamen jullie in Meppel terecht?

J: Wij woonden in Rijswijk in een benedenwoning, woonkamer en tweeëneenhalve slaapkamer groot met vier kinderen. Mijn vader werkte bij het hoofdkantoor van de PTT aan de Kortenaerkade in Den Haag. Bij een afdeling die heette PFA en nog wat. Ik weet nog wel dat wat hij deed referendaris heette. Het was wel een wereld van afkortingen en schalen. Ik zie hem nog elke dag met zijn tas onder zijn snelbinder op zijn fiets vertrekken naar kantoor.

G: Dan was het vertrek naar Meppel ongetwijfeld een promotie?

J: Vermoedelijk wel, maar daar sta je als kind niet zo bij stil. Hij kwam op een dag thuis en vertelde dat hij mocht kiezen voor een andere baan. Postdirecteur worden in Goes of in Meppel. Meppel kende hij al door een studiegenoot. Goes leek ons toch wel heel ver weg en Meppel was wat dichter bij het voor hem zo bekende en geliefde oosten van het land (noot: hij was geboren en opgegroeid in Twente).

G: Een enorme overgang vanuit Rijswijk!

J: Meppel leek ons vreselijk! Maar het was een gigantisch huis. Mijn moeder vond wel dat het eerst opgeknapt moest worden en dat gebeurde ook. De echtgenote van zijn voorganger stond te koken met een regenkapje op. Ook kwam er vloerbedekking in de lange (20 meter) kille stenen gang.

G: Wanneer verhuisden jullie?

J: Als ik terugreken, ik was net 13 en ging naar 2 VWO, dan moet het in zomer 1971 geweest zijn. Direct vanaf het begin gingen we op pad om de omgeving te verkennen, ook als we logees hadden gingen we altijd op pad. We hebben als kind wat hunebedden gezien!

G: Zullen we eens wat verder terug in de tijd? Hoe kwam je vader, mijn oom Guus, bij de Post terecht?

J:Dat zat er al heel jong in. Onze opa (Casparius Augustinus Johannes Kouijzer) was kantoorhouder bij de post in Overdinkel toen mijn vader op 1 maart 1924 geboren werd. In 1927 verhuisde de familie (toen al met vijf kinderen) naar Ootmarsum, daar werd opa weer kantoorhouder. En natuurlijk moesten de kinderen wel af en toe meewerken. Een groot deel van de oorlogsjaren heeft hij gedwongen doorgebracht in Bremen. Daar is hij heel lang heel ziek geweest. Ik denk difterie. Hij praatte er niet veel over. Wel hoorden we hoe gruwelijk de bombardementen waren. Na de oorlog ging hij werken bij Post en kwam hij in Hengelo terecht.

Helemaal boven: Het toenmalige hoofdpostkantoor in Ootmarsum, gebouwd in 1880 waar de familie Kouijzer in 1927 in trok. Boven: Aan de Almelosestraat 11 liet C.A.J.Kouijzer in 1937 een nieuw woonhuis annex postkantoor bouwen.

Tweede van links, bovenste rij, Dora Commissaris, 19 jaar. Vermoedelijk met een aantal cursusgenoten. Het is 1944.

Boven een foto van Guus Kouijzer uit 1958 of 1959 op kantoor. Op de foto onder zien we hem in een klas op het opleidingsinstituut Voorlinden in Wassenaar.

G: Heeft hij daar ook niet je moeder, mijn tante Dora ontmoet?

J: Zij was daar zijn lerares! Ze gaf typelessen, steno, morse. Dat soort van zaken. Blijkbaar klikte het. Ze woonde in die tijd in Den Haag. In de oorlog was ze telefoniste bij de PTT. Spannende oorlogsjaren meegemaakt. Vaak bang voor het luchtalarm. Voor de zorg voor de onderduikers. Ze hoorden waar ze woonden de V2’s richting Engeland overkomen – en soms neerstorten. Van telefoniste had ze zich opgewerkt tot lerares en ze reisde met haar cursussen het hele land door. Ze trouwden in Hengelo op 24 januari 1953 en gingen -er was nog woningnood- samen wonen in een huis met de familie Borghuis. Op de dag van haar huwelijk werd mijn moeder ontslagen, zoals toen de gewoonte was, wat haar enorm frustreerde.

G:En wanneer zijn jullie dan naar Rijswijk verhuisd?

J:Pa was een studiebol. Bij de Post kreeg hij de kans de avond HBS te volgen. Dat rondde hij af in het begin van hun huwelijk. De Post zag blijkbaar wel wat in hem, want toen hij dat gehaald had werd hem gevraagd (maar misschien moest hij ook wel solliciteren?) om de driejarige opleiding voor Hoger PTT Personeel op Voorlinden in Wassenaar te volgen. Zo zijn mijn ouders met twee kinderen in 1957 in Rijswijk terecht gekomen. Via de website Delpher vond ik terug dat in Het Binnenhof van 31 juli 1959 het bericht stond, dat bij de directie van de Haagse PTT de employé 1e kl  A.J.Kouijzer ingaande 1 augustus 1959 benoemd werd tot referendaris 2e klasse.

G: We gaan terug naar Meppel. Op de begane grond was natuurlijk het lokettenkantoor en de bestellerszaal. Hoe zag jullie bovenwoning er uit?

J: Op zolder waren twee dienstbodenkamers. Een was er logeerkamer. Beide kamers hadden nog van die ouderwetse bedstedes. Om op de eerste verdieping te komen moest je hoge grijze trap die afgezet was met een hekwerk op. Als kind was het mijn taak om die trap schoon te houden. De vertrekken boven lagen allemaal aan die ene lange gang. Rechts eerst de keuken met van die zwart-wit tegeltjes. Dan kwam er een slaapkamer van ongeveer 3,5 bij 3,5 m. Daar sliep één van mijn zussen en dat werd later de weefkamer van mijn moeder. Naast de trap naar de zolder kwam de badkamer met bad. Er was geen douche. Hier stond ook de wasmachine en een enorme boiler. Dan kwam er nog een kamer (met wastafel) en dan zag je vanuit de gang een heel groot raam. In een smal gangetje was de WC, nog een slaapkamertje en, teruglopend, kwam je dan bij een heel grote slaapkamer, de mijne. Op het einde van de gang was de grote kamer “en suite”. Woon- en eetkamer, al aten we meestal in de keuken. Mijn vader kwam ’s middags thuis eten  en daarna ging hij in de woonkamer even de krant lezen en soms een dutje te doen. Een van de fijne dingen van de verhuizing was dat we hem meer zagen. Hij was meer aanwezig.

(tekst wordt hieronder vervolgd)

Links: Voorlinden in Wassenaar zoals het er nu bij ligt. Het opleidingsinstituut voor Hoger PTT Personeel verdween in de jaren zeventig. Nu kunnen de bezoekers aan Museum Voorlinden dat in de tuin gebouwd is, hier in kopje koffie drinken.

Boven en rechts: een aantal foto's van Zuideinde 28 in Meppel. Een creatie van Rijksbouwmeester C.H.Peters uit 1907. De foto rechts is afkomstig van Wikipedia (door Weefenwe) en dateert van 17 oktober 2010. Toen was hier blijkbaar uitzendbureau Twining gevestigd.

G: Hoe heb je zelf daar het wonen beleefd?

J: Er waren veel leuke kanten aan. De klassenfeestjes werden bij ons op zolder gehouden. Met de familie van mijn moeder hadden we tafeltenniswedstrijden op twee tafels op de zolder van het postkantoor. We hadden ringen op zolder hangen. Mijn vrienden en vriendinnen zongen als ze weggingen nog even in het trappenhuis, dat klonk zo lekker….

Wat ik me ook nog goed herinner was een heftige storm in november 1972. De feestverlichting hing al. Moeder was een paar dagen weg. De stroom was uitgevallen. Ik liep naar de slaapkamer van mijn vader, maar die was er niet. Toen naar mijn slechthorende zus, die stak rustig een kaarsje aan, en naar mijn broer. Plotseling hoorde ik een verschrikkelijke dreun op zolder, de deur naar de zolder vloog open en de wind gierde door het huis. Mijn broer ging naar beneden, waar mijn vader bij de bestellers was. Maar hij wilde niet boven komen, zijn taak was bij de bestellers te zijn. Pas toen ik in pyjama in paniek naar beneden ging wilde hij boven komen. Een van die 4 meter hoge ramen bleek naar binnen gewaaid met sponning en al. Bestellers kwamen via de zolder van het postkantoor naar onze zolder om de schade op te nemen. Ook waren er honderden dakpannen afgewaaid, waarvan een door het badkamerraam naar binnen kwam. Nog ben ik bang voor harde wind.

G: Vond je vader dat hij een leuk baan had?

J: Ik denk het wel, ja. Hij was natuurlijk veel op kantoor. Maar ging ook wel regelmatig het ressort in, Havelte en Staphorst hoorden hier bij. Hij was altijd in pak. Een van zijn taken was ook het houden van speeches bij jubilea en pensioneringen. De chefs kwamen wel af en toe bij ons in huis, maar een zekere afstandelijkheid was er in die tijd natuurlijk wel t.o.v. de medewerkers, hij was wel de directeur. Maar hij kon, denk ik, wel goed met de mensen overweg. Later werd het plezier in het werk toch wat minder. De informatisering van het bedrijf vond hij maar niets voor hem. Eigenlijk wilde en kon hij wel met de VUT, maar hij is toch maar even doorgegaan tot 1986. Toen de jongste was afgestudeerd is hij gestopt.

(tekst wordt hier onder vervolgd)

 

Boven: een kaartje uit 1966 van het ressort van Meppel. Zo te zien kende Meppel veel hulppostkantoren.

Boven: Op Facebook vinden we bovenstaande foto. In 1969 zou begonnen zijn met de aanbouw voor het lokettenkantoor, in 1970 was deze uitbreiding gereed.

Rechts: In de Meppeler Courant van 9 februari 2022 zien we deze foto van slopers aan het werk aan het Zuideinde. Hier komen 32 zorgappartementen voor jongvolwassenen met een verstandelijke beperking.

G: Hoe kun je hem omschrijven?

J: Ik vond hem vroeger redelijk afstandelijk, dat werd later wel anders, hij werd milder. Er moest ook altijd wel veel. Ik voelde als kind wel de continue druk dat er uit gehaald moest worden wat er in zit. Mijn eerste jaar op de middelbare school bracht ik door in Delft. In Meppel hadden we voor Frans een andere methode. Ik kreeg dus van mijn vader bijles. Streng! Hij begreep echt niet dat ik sommige dingen niet begreep. Hij was dan ook echt goed in de talen. Hij was zeker niet impulsief. Volgens mij was het een hele intelligente man. Hij was rechtlijnig, maar kon wel luisteren. Op zondag gingen we altijd ergens heen. Veel van Drenthe gezien! Ook veel familiebezoeken stonden op het programma, daar hechtte hij erg aan. Hij ondersteunde mijn moeder bij alles wat ze wilde. In Rijswijk heeft ze een onderwijsbevoegdheid gehaald in handwerken. Later, in Meppel, is ze gaan weven. Met de hele familie moesten we op het weefgetouw een nieuwe ketting opzetten. Zij heeft ook acht jaren voor het CDA in de gemeenteraad gezeten. Pa was bestuurslid van het CDA.

G: Heb je die rechtlijnigheid zelf ook wel eens ervaren?

J: Joop en ik wilden trouwen in 1981. Beiden in een witte overall was ons plan. Toen was de boodschap: “Als jullie dat doen, komen wij niet.” Dat vonden wij uiteindelijk de ruzie niet waard.

Aan de andere kant: toen ze pas een nieuwe auto hadden en Joop zijn rijbewijs net had gehaald, kreeg Joop direct de sleutels overhandigd. “Je hebt toch je rijbewijs!”  Ze waren wel heel sociaal hoor, goed ingeburgerd in Meppel. Mama praatte met iedereen en legde makkelijk contact. Zo ook tijdens vakanties. Ze waren erg trouw. Ze hebben regelmatig vakantievrienden in Engeland en Frankrijk opgezocht. Frankrijk was wel hun land. Wat me bijgebleven is, is dat als we dan met de familie in bijvoorbeeld de Renault 16 op pad gingen, ze altijd samen zongen en heel lange gedichten konden declameren.  Wie kan dat nog tegenwoordig?

G: Ze zijn, dacht ik, altijd in Meppel blijven wonen?

J: O ja, heel hun sociaal leven was daar. Natuurlijk moesten ze in 1986 weg uit de dienstwoning. Ze trokken in een appartement en later in een aanleunwoning. Papa is op 87-jarige leeftijd gestorven in 2011, mama in 2017. Ze liggen beide in Meppel begraven.

(tekst wordt hier onder vervolgd)

G: Judy, je vader en je moeder werkten voor de PTT. Zelf ben je toch ook nog voor de PTT werkzaam geweest.

J: Absoluut, mijn broer Guus trouwens ook.  Die heeft een aantal jaren bij het Dr. Neher Laboratorium gewerkt. Maar het was geen bewuste keuze. Toen ik in 1986 afstudeerde als bedrijfsarts waren er te veel artsen. We werden al de verloren generatie genoemd. Ik was dus heel blij dat ik bij de Bedrijfsgeneeskundige Dienst van de PTT kon beginnen als waarnemer na mijn afstuderen. Ik stuurde een open sollicitatie. Ik werkte op verschillende plekken. Met enige regelmaat verklaarde een postdirecteur dat ik als kind nog op zijn schoot had gezeten, dit waren studiegenoten van mijn vader geweest…..

G: Wat hield het werken als waarnemend bedrijfsarts in?

J: Eigenlijk wel dezelfde werkzaamheden als een arts in vaste dienst. Bij aanstellingskeuringen van bestellers moest je vooral naar het bewegingsapparaat kijken, bij kantoorpersoneel even naar hart en longen luisteren. De fysieke eisen aan een bureaubaan waren natuurlijk niet zo zwaar. Als waarnemer werd je per spreekuur (ziekteverzuimbegeleiding) en per keuring betaald. Best wel goed betaald vond ik toen. Ooit ben ik naar Goes gegaan, maar toen is er echt niemand op mijn spreekuur geweest. Ik kreeg wel betaald. De meeste grotere kantoren hadden een apart spreekkamertje voor de bda. Daar hield je een of twee keer per week zitting.

Later kreeg ik een tijdelijk contract. Ik heb ook nog een anderhalf jaar voor Telecom in Amersfoort gewerkt.  Monteurs moest ik bij een aanstellingskeuring ook testen op kleurenblindheid. Dat kon met zo’n standaardkleurenkaart, maar ik vond het altijd leuker om te zien of ze bij echte kabels rood, blauw en groen konden onderscheiden. Daar ging het toch om! Bij postsorteerders kreeg je vaak te maken met schouderklachten. Ik herinner me ook nog goed dat na een keuring iemand vroeg: “Dokter, u heeft helemaal niet gevraagd wat mijn geaardheid is.” Blijkbaar was hij hier erg mee bezig. Maar ik kon hem gerust stellen: “Voor werk bij de PTT maakt dat niet uit meneer.”

Linksboven een nostalgische ansichtkaart met een afbeelding van het postkantoor aan het Zuideinde in Meppel.

Links: het postkantoor in Apeldoorn waar een bedrijfsarts een standplaats had. Nu een sportschool.

Boven en onder: een paar foto's van het indrukwekkende post- en telegraafkantoor van architect Peters in Kampen.

G: Wat was toen je standplaats?

J: Ik werkte toen nog vanuit Nijmegen waar ik gestudeerd heb. In 1989 kreeg ik een vast contract met als standplaats Apeldoorn. Joop en ik hadden afgesproken dat we zouden verhuizen naar de plek waar de eerste een baan kreeg. Vanuit Apeldoorn vond hij een baan in Doetinchem. Daar zijn we naar toe verhuisd in 1994. Arnhem werd toen mijn standplaats. Toen KPN TNT overnam, heb ik ook nog voor TNT gewerkt. Bedrijfsartsen kregen bij hun aanstelling een leaseauto (ik had een groot zwak voor de Citroën BX). Grote opwinding ontstond toen, na later bleek als 1 april grap, bekend werd gemaakt dat we allemaal in auto’s met het bedrijfslogo moesten gaan rijden.

Wat grappig is dat kantoren erg verschilden. Als het werk voor een besteller wat zwaar was, gaf ik bijvoorbeeld het advies om een Spartamet te nemen, of een damesfiets met een lage instap. Dat vond men vaak toch echt iets voor slapjanussen. Maar als op een kantoor één schaap over de dam was volgden er al snel meerdere. En bij het kantoor 10 km verderop wilden ze er echt (nog) niet aan! Veranderingen hebben hun tijd nodig.

G: In die jaren was heel KPN aan het reorganiseren. Wat merkte jij daar van?

J: Véél! KPN vond dat de toenmalige Bedrijfsgeneeskundige diens best geoutsourcet kon worden. Er kwam een nieuwe directeur, Gerard Heuvelman, op 1 oktober 1994. Hij startte een nieuwe BV, KPN ARBO BV. Die BV werd in 1998 verkocht aan de ArboNed. In die jaren zat ik in de OR. Dat vond ik een mooie rol, heb ik met veel plezier gedaan. Bij ArboNed werd er direct heel veel gedigitaliseerd en werd het al met al minder prettig, men keek er ook anders tegen de rol van de bedrijfsarts aan. Toen ben ik naar de Arbo Unie gegaan. Later heb ik nog veel jaren als jeugdarts bij de GGD gewerkt. We verhuisden voor Joop zijn werk naar Kampen en zo kwam ik in Zwolle terecht bij de GGD. Nu ben ik al een aantal jaren met pensioen.

Maar Guus, jij hebt toch ook bij de Post gewerkt? Wat kun je daar over vertellen?

G: Heel veel. We zijn echt wel een postfamilie. Toen mijn zoon Guus als zaterdagwerker begon was hij de 5e generatie op rij die werkte voor Post.  Maar dat verhaal vertellen we een andere keer. Zullen we eens naar het centrum gaan om het postkantoor van Rijksbouwmeester Peters in het centrum van Kampen te gaan bewonderen?

Tenzij anders aangegeven zijn de foto's uit het familiearchief of eigen productie. Hoewel onbekende is hoe we aan de foto van het postkantoor Apeldoorn gekomen zijn.

Maak jouw eigen website met JouwWeb