Een wandeling door de postgeschiedenis van Utrecht

Een hoogtepunt in de postgeschiedenis van Utrecht is natuurlijk het prachtige kantoor aan de Neude dat onder leiding van Rijksbouwmeester Crouwel in 1924 tot stand kwam. Maar Utrecht, als centrum van Nederland, kende al eeuwen daarvoor een rijke postgeschiedenis. Na ons bezoek aan het gebouw aan de Neude dat nu een bibliotheek is maakten we een wandeling door het centrum van Utrecht langs een aantal voormalige post (- en telegraaf)kantoren.

Drift 21, vanaf 1828

Drift 4 vanaf 1845

In de 19e eeuw was het nog lang gebruikelijk dat het postkantoor gevestigd was in het woonhuis van de directeur.  Toen de vorige directeur overleed besloot de nieuw aangetreden directeur, de uit Groningen afkomstige jhr. Mr. Op ten Noord het postkantoor en zijn woning te vestigen in het pand dat nu een gebouw is van de universiteit: Drift 21. We spreken nu over het jaar 1828. Voordeel van dit pand was de diep tuin met ruimte voor de (post)koetsen. Op ten Noord had toen al een carrière bij de Post achter de rug. In 1792 was hij al postmeester in Kampen, waar hij in 1795 door de Fransen werd afgezet. Pas in 1813 kon hij zijn carrière voortzetten.

In 1845 werd hij opgevolgd door F.W.Selle, hij woonde aan Drift 4, waar naar toe hij het kantoor verplaatste. De postkarren konden in de achterliggende Boothstraat geplaatst worden. Zijn personeelsbestand bestond in 1845 uit vijf commiezen en zes bestellers. Onder zijn bewind werd ook ingevoerd dat driemaal daags post werd vervoerd naar het station van de nieuwe Rhijnspoorweg. In 1850 werden vier brievenbussen in de stad geplaatst.

Selle overleed in 1852. Zijn opvolger was H.W. van Marle uit Delft die in 1853 het kantoor verplaatste naar Janskerkhof 22. Maar liefst 20 uur per dag was dit kantoor geopend. Ook toen als was Utrecht het drukste passagekantoor van Nederland. Utrecht had directe verbindingen met 41 bestemmingen. Slechts een klein deel van de post was voor Utrecht zelf, de meeste post werd gesorteerd en verder vervoerd. “Onder de druk van het vele werk” overleed de arme man al een jaar na zijn aantreden. J.M. baron van Boecop uit Haarlem volgde hem op in 1854. Hij bleef wel gebruik maken van het kantoor aan het Janskerkhof. Zijn huiskamer werd kantoor. De openingstijden werden wat korter, het aantal bestellingen en buslichtingen werd wat minder. Maar de hoeveelheden groeiden, in 1863 waren er al 10 bestellers in dienst, voor het transport van en naar het station werd de firma Beekman ingehuurd. Twee bestellers op het station zorgden voor de uitwisseling van de depêches, aangevoerd door vier spoorlijnen en de diligence uit Den Bosch.

Links: In dit café, achter de oranje parasols, was op Janskerkhof 22 het postkantoor gevestigd na 1853

Hoek Vreeburg Catharijnebarriere. Heel ver van het centrum volgens de vroede vaderen van Utrecht, geopend mei 1865

Boven en links: Aan Achter de Dom 12 - 14 was van 1869 tot 1924 het Utrechtse hoofdpostkantoor gevestigd.

Vanaf 1924 aan de Neude

Boven: het stationspostkantoor aan de Laan van Puntenburg, onder: zo ziet de plek er nu uit

Onder: In het midden van de foto het appartementsgebouw aan de Mineurslaan, het vroegere administratiegebouw van het postdistrict, het EKP uit 1984 wat daar achter lag is verdwenen.

In 1864 ging baron van Boecop met pensioen. S.Gille Heringa uit Schiedam was zijn opvolger. Die wilde enerzijds wel aan het Janskerkhof blijven, maar anderzijds was de ruimte toch te klein geworden. Op een willekeurige dag in 1864 werden maar liefst 4130 poststukken verwerkt. Het opzeggen van de huur betekende dat er serieus naar nieuwe huisvesting gekeken moest worden. Het stadsbestuur bood wel een aantal panden aan, maar die waren voor de Post te prijzig. Heringa ging over tot de koop van het pand op hoek Vreeburg – Carharijnebarriere. Op 1 mei 1865 werd dit geopend, tegen de wens van het gemeentebestuur was deze plek, want veel te ver van het centrum gelegen. Genoodzaakt om nu zelf het initiatief te nemen kocht de Gemeente op 31 januari 1867 het pand Achter de Dom 12 voor f 19.000, verbouwden het voor f 3000 en verhuurde het voor f 1200 per jaar aan het Rijk. Dit was inclusief de directeurswoning. Voortaan hoefde het kantoor bij het aantreden van een nieuwe directeur niet meer te verhuizen. In 1869 werkten vanuit hier 12 bestellende bestellers en drie bestellers die bussen lichten, stempelden en post vervoerden naar het station. In 1883 en 1887 vonden ingrijpende verbouwingen plaats.  In 1903 werd het aanpalende pand nummer 12 bijgekocht, want er was ruimte nodig voor het groeiend aantal pakketten en de diensten t.b.v. de Rijksverzekeringsbank. Maar al snel werd het pand weer te klein en ook de telegraaf en telefoon zochten onderdak. Hoe mooi zou het zijn voor de PTT om alles onder één dak onder te brengen? In 1914 bereikten PTT en Gemeente overeenstemming, in 1917 kon architect Crouwel beginnen. In mei 1918 begon de sloop van de panden aan de Neude, maar pas in 1924 kon dit gebouw betrokken worden.

Op het einde van de middag staan we enigszins verkleumd weer op het station. Op het einde van spoor 1 ( het vroegere Buurtspoorwegstation ) ligt de plek waar het allereerste sorteergebouw was gevestigd. Daar is niets meer van terug te vinden. Je moet het je verbeelden. Aan de andere kant van het stationscomplex op het einde van spoor 5 zien we links de plek waar tot in de jaren tachtig het sorteercentrum aan de Laan van Puntenburg stond. Dat kwam op die plek min of mee in opdracht van de spoorwegmaatschappij. De grond aan het einde van spoor 1 was namelijk nodig voor uitbreiding van het spoorwegstation. Rechts zien we in de verte het voormalige administratiegebouw van het postdistrict Utrecht, wat nu verbouwd is tot appartementengebouw. Het EKP daar achter is gesloopt. De oude postgebouwen in het centrum hebben het langer volgehouden dan de gebouwen uit de 20e eeuw! We sluiten deze dag met de constatering dat er over de postgeschiedenis van Utrecht nog veel meer te vertellen is.

Noot: Dankbaar werd gebruik gemaakt van de verhalen in het boek van Marc van Dort Utrecht en de post. Uitgegeven door Matrijs, Utrecht 1984