De architect D.E.C. Knuttel

De bouwdiensten van de overheid hebben nooit zelf gebouwd, men had geen eigen aannemer, de bouw werd uitbesteed. Ook het ministerie van Financiën had een eigen Rijksbouwkundige. De Rijksbouwkundige voor de Landsgebouwen (met name de ministeries in Den Haag). In 1876 werd de eerder besproken Peters in deze functie benoemd. In 1877 werden functie en man verplaatst naar het nieuwe Waterstaat, Handel en Nijverheid. Men kreeg nu de beschikking over een bouwkundig bureau met assistenten. Zijn werkterrein werd uitgebreid; Peters werd nu ook betrokken bij restauraties. In 1882 werd de Dienst Landsgebouwen gesplitst in twee afdelingen, respectievelijk gericht op een noordelijk (1) en zuidelijk district. Peters, die zich inmiddels Rijksbouwmeester mocht noemen, kreeg het noordelijk district. Knuttel was verantwoordelijk voor het zuiden van het land en Zuid-Holland, dit was district 2.

Iedere bouwmeester, dus ook elk departement volgde een eigen koers, soms vernieuwend en heel kostbaar zoals bij het eerste district Landsgebouwen. In het tweede district daarentegen met D. Knuttel als Rijksbouwmeester sloeg de pendule door naar traditioneel, gedegen en ook monumentaal.

We moeten bedenken dat in de eerste 20 jaren van de 20e eeuw het Rijk veertien bouwbureaus kende, verspreid over zeven ministeries, meestal met een Rijksbouwmeester aan het hoofd. De bouwbureaus verstrekten bouwkundige hulp en advies aan (semi-)officiële overheidsinstanties (ook ziekenhuizen, scholen, gemeentes). In 1922 werden de bouwdiensten van de ministeries samengevoegd tot de Rijksgebouwendienst, die uit hoofde van die functie ook verantwoordelijk bleef voor de PTT-gebouwen. De start van een periode van bezuinigingen, een kleiner ambtenarenapparaat en liever huren dan bouwen. De uitgaven voor Rijkshuisvesting daalden tussen 1920 en 1924 met 80%. Dit mocht Daniël Elisa Cornelis Knuttel sr echter niet meer meemaken.

Waarom hielden deze Rijksbouwmeesters zich bezig met de bouw van al die postkantoren?

De periode na 1850 zorgde voor een grote behoefte aan gebouwen waar de medewerkers van de posterijen hun werk konden doen.  Post ( zeg maar schriftelijke communicatie ) werd booming. Om aan de maatschappelijke behoefte invulling te geven gaf de verantwoordelijk minister met de pas ingevoerde postwet in de hand een aanwijzing in welke 120 gemeenten er in ieder geval een postkantoor moest komen. Achtergrond, het faciliteren en stimuleren van de economische bedrijvigheid. De uitvoering kwam op het bordje van de gemeentes te liggen. Aanvankelijk  zorgde de benoemde directeur zelf voor een pand die hij geheel of gedeeltelijk verhuurde aan het rijk. Dat betekende dat bij iedere nieuw benoemde directeur het postkantoor meeverhuisde. Daar kreeg de rijksoverheid al gauw genoeg van en na 1869 werd de zaak omgedraaid, er kwam een postkantoor pand op een vaste plek. Diverse gemeentes namen het initiatief tot aankoop van panden of bouwden nieuw met behulp van een zelf gekozen architect.

Links zien we van boven naar beneden:

Een ansichtkaart van het postkantoor in Dordrecht, aan het Bagijnhof 15. Dit kantoor is gebouwd in de jaren 1905-1907. De foto stamt uit 1915.

Een foto van Bagijnhof 15 uit een wat latere tijd. Het gebouw is in de jaren 70 gesloopt, wat veel Dordtenaren nog betreuren.

Daaronder een ansichtkaart van het Post- en Telegraafkantoor in Eindhoven uit 1908, gevestigd aan de Keizersgracht 1. 

Dit gebouw staat er nog prachtig bij en is nu een monument.

Boven: Bergen op Zoom, Zuivelstraat 22 uit 1912. Ook dit gebouw is een monument. Onder: Een tekening van het Postkantoor aan de Kerkstraat 67 in Den Bosch. Dit gebouw is nu gesloopt.

Rijksmonument aan de Markt 64 in Geertruidenberg uit 1901. 

Onder een sfeervol plaatje van het Post- en Telegraafkantoor in Lisse Heereweg 156-158). Gebouwd in 1899, later gesloopt.

Boven: twee foto's van het kantoor in Wassenaar uit 1917 aan de Lange Kerkdam 2-4. Op de onderste foto zien we al dat het torentje verdwenen is. Het gehele pand is inmiddels gesloopt.

In de periode 1850 – 1875 werden slechts in een beperkt aantal gevallen rijksgebouwen gerealiseerd, ik noem Zwolle Melkmarkt, Deventer Kleine Overstraat, Winschoten en de voorganger van Magna Plaza in Amsterdam. Daarna ging het Rijk zich intensief met de bouw van postkantoren bemoeien. De Rijksbouwmeester kregen een taak binnen een beleid dat gevoerd werd vanaf het midden van de 19e eeuw, dat er op gericht was dat de overheid van de betrekkelijk nieuwe Nederlandse staat in zijn gebouwen macht moest uitstralen. Daarbij moest teruggegrepen worden op de hoogtepunten van de vaderlandse cultuurgeschiedenis: de gotiek en de renaissance. We kunnen stellen dat Peters mogelijk meer aan deze eis voldeed dan Knuttel. Zo zien we dat het door Knuttel ontworpen Ministerie van Landbouw Nijverheid en Handel een geheel andere uitstraling heeft dan het gotische ministerie van Justitie van Peters uit 1876-1883 of het hoofdpostkantoor in Amsterdam.

 

Maar wie was nu deze D.E.C. Knuttel die leefde van 1857 tot 1926? In het Wikipedia artikel wordt hij rijksbouwmeester van de voorzichtigheid genoemd en waarschijnlijk de minst bekende van de Nederlandse rijksbouwmeesters. Dit komt deels omdat zijn aandacht binnen het snel groeiende ministeriële bouwbureau vooral uitging naar organisatorische en bestuurlijke aspecten en hij voor het ontwerpwerk getalenteerde architecten als H. Th. Teeuwisse, G.C. Bremer, G. Friedhoff en M.J. Granpré Molière binnenhaalde.

De auteur van het Wikipedia artikel  vindt dat zijn eigen werk niet bijzonder tot de verbeelding spreekt; “zijn projecten worden gekarakteriseerd door aanpassing en voorzichtigheid, door onopvallende gevels, eenvoudige en functionele plattegronden en verzorgde maar sobere interieurs.”

Hij werd in Maassluis geboren op 12 maart 1857. “Rond 1880 volgde hij aan de Delftse Polytechnische School een opleiding tot zowel civiel als bouwkundig ingenieur en kwam hij in aanraking met de neorenaissance van zijn hoogleraar E. Gugel. In 1885 werd Knuttel benoemd tot gemeentearchitect van Leiden, als opvolger van J.W. Schaap. Zijn belangrijkste werk uit deze periode is de Stadsgehoorzaal aan de Breestraat, uitgevoerd in een uitbundige, vrije interpretatie van de neorenaissance. Het gemeentearchiefgebouw aldaar ontwierp hij echter in een overtuigende neogotiek, deels op verzoek van de archivaris.” 

In 1892 werd Knuttel, mede op aanraden van zijn leermeester Gugel, aangesteld als rijksbouwmeester van het Tweede (zuidelijke) District bij de dienst Landsgebouwen van de ministerie van Financiën, later bij het departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Opvolger van J.P.E. Hoeufft. “In deze functie was hij tot aan 1923 verantwoordelijk voor de bouw en het technisch beheer van de landsgebouwen in Limburg, Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland. Hij bouwde met name voor Posterijen en Telegrafie en dan hoofdzakelijk na 1900. Tot aan 1915 bleef Knuttel in meer of mindere mate direct betrokken bij de ontwerpen van zijn bureau en overheerste de neorenaissance. Belangrijkste voorbeeld hiervan is de voormalige Rijkspostspaarbank in Amsterdam (1899-1901), een monumentaal en hoog gebouw voorzien van bonte renaissancemotieven. Rond 1905 werd er ook Berlagiaans gebouwd, waarschijnlijk onder invloed van andere ontwerpers op het bureau. Hoogtepunt is het hoofdpostkantoor van Eindhoven uit de jaren 1908-1909. Knuttels belangrijkste werk echter werd gebouwd in een op het Hollands classicisme geïnspireerde stijl: het ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel aan de Bezuidenhoutseweg, ontworpen in 1912.”

“Knuttel liet zich echter eveneens inspireren door Duitse voorbeelden, met name door het werk van de Berlijnse stadsarchitect Ludwig Hoffman. In het laatste stadium van zijn carrière bouwde Knuttel ook nog een aantal gebouwen in de zogenaamde chaletstijl. Knuttels meest controversiële project was de nieuwbouw van het ministerie van Binnenlandse Zaken op het historische Binnenhof uit 1909-1912. Hiertoe werd alle bebouwing in de noordoost-hoek afgebroken en vervangen door een blok in een bouwtrant van omstreeks 1630, hetgeen kenmerkend is voor Knuttels terughoudende architectuuropvattingen. Na 1915 ontwierp Knuttel zelf vrijwel niets meer en liet hij dit werk over aan zijn assistenten. In 1923 werd met de eenwording van de rijksbouwdiensten in het vooruitzicht de 65-jarige Knuttel ontslag verleend.” Drie jaar later overleed hij nagenoeg geheel onopgemerkt in Den Haag op 19 november 1928. De tekst wordt hier onder vervolgd.

Boven: In Leerdam werd in 1909 aan Meent 57-59 een kantoor in de chalet-stijl gebouwd. Daaronder: De Voorstraat in Vianen is het prachtige middelpunt van de mooie plaats Vianen. Aan de Voorstraat 106 staat dit monument in neo-renaissance stijl.

Boven: een oude ansichtkaart. Maar dit monumentale postkantoor uit 1907 gelegen aan de Kloosterwandstraat 106 in Roermond is nog steeds te bewonderen. Onder: In Lekkerkerk aan de Schoolweg 4 staat dit pand in een soort chaletstijl uit 1908.

Wat heeft hij voor Post tot stand gebracht? Knuttel heeft 69 nieuwbouwpanden gerealiseerd, waarvan er nog 44 bestaan en daarvan zijn er 27 monumenten. De provincies met de meeste Knuttel panden zijn Noord-Brabant met 24 en Zuid Holland met 28 panden. In Noord-Brabant staan nog 15 panden overeind, waarvan 13 een monumentale status hebben, in Zuid Holland is relatief veel afgebroken en van de 16 nog bestaande panden zijn er 6 monumenten. Is Brabant milder in het toekennen van een monumentale status of wonen er in Zuid Holland voornamelijk cultuur barbaren? Of heeft Knuttel in Brabant beter zijn best gedaan dan in Zuid Holland? Wie het weet mag het zeggen.

 

Voor dit artikel werd gebruik gemaakt van informatie uit het boek “De werken -  90 jaar Rijksgebouwendienst”, Samenstelling Jaap Huisman, Den Haag  2012. Ook kwam informatie van de site van Het Nieuwe Instituut in Rotterdam. De citaten komen uit het artikel over Knuttel in Wikipedia. De vraag waar precies die postkantoren van Knuttel stonden is beantwoord door Dr. Henk van de Schoor in zijn dissertatie “Bedrijfspanden van de post, telegrafie en telefonie 1850-1915 Een typologisch onderzoek”. Uitgegeven in Leiden in 1999. Gerard Heuvelman maakte de overzichten van de vindplaatsen. De foto’s bij dit artikel kwamen uit provinciale en gemeentelijke archieven, van Funda, van huis-aan-huis bladen en van sites waarop ansichtkaarten te koop worden aangeboden.

Boven: aan ansichtkaart van ht Post- en Telegraafkantoor in Oss, Molenstraat 32-34. Het stamt uit 1903 en is inmiddels gesloopt.

Links: Aan de Markt 31 te Roosendaal staat dit monumentale postkantoor uit 1896