Het postkantoor dat Peters creëerde in Zandvoort is inmiddels afgebroken (bron Museum Zandvoort)

Een ansichtkaart van Peters' eerste postkantoor in Enkhuizen 1876

Levendige gevel van het kantoor in Meppel uit 1907

Boven: Zuidlaren Onder: Zuidhorn Beide ook uit 1907

Munnekeholm in Groningen dateert eveneens uit 1907

Boven: 1907 was een productief jaar, ook het kantoor Apeldoorn stamt uit dit jaar.

 

De postkantoren van Cornelis Hendrik Peters

Rondrijdend door Nederland, op zoek naar de postkantoren, kom je ontzettend vaak de naam Peters tegen. Hoe meer je er gezien hebt, hoe eerder je zijn eigen stijl gaat herkennen. Wie was Peters, en wat is dan die stijl? De postkantoren van zijn hand stammen allemaal uit het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw. Vele hebben een monumentale status. Je vraagt je op een bepaald moment zelfs af of er meer architecten zijn die zo veel werk met zo’n status hebben achtergelaten. Op Wikipedia en in een artikel in Trouw vinden we informatie over hem.

 C.H. Peters  was een Nederlands architect en architectuurhistoricus. Hij werd geboren in Groningen op 1 januari 1847 en stierf in Den Haag op 19 december 1932. Hij is vooral bekend door zijn vele ontwerpen voor postkantoren en andere overheidsgebouwen. Ook was hij een gezaghebbend schrijver op zijn vakgebied.

Hij groeide op als enig kind in een Nederlands-Hervormd gezin.  in de stad Groningen. Het was de bedoeling dat hij dominee zou worden, maar het Stedelijk Gymnasium maakte hij niet af.  In 1863 ging hij in de leer bij architect A.Breunissen-Troost te Sneek, die ook directeur was van de gasfabriek aldaar. Zijn passie lag bij het inventariseren en beschrijven van middeleeuwse kerken en andere bouwwerken in de provincies Groningen en Friesland.

Dankzij de bemiddeling van zijn werkgever kon Peters in mei 1867 zijn opleiding vervolgen op het bureau van P.J.H.Cuypers in Amsterdam, waar hij op dat moment de enige protestant was. Hij maakte toen kennis met het werk van de architect  E.E.Violet-Le Duc. Een architect die het Franse verleden herontdekte en talrijke gebouwen restaureerde in zijn persoonlijke interpretatie van de gotische bouwstijl. Eind 1868 stuurde Cuypers Peters terug naar Friesland als hoofdopzichter bij de bouw van de Sint-Vituskerk in Blauwhuis.  In 1869 werd hij, mede dankzij zijn contacten met Breunissen Troost, directeur van de gasfabriek in Bolsward. Hij begon ook als zelfstandig architect, maar kreeg geen grote opdrachten. In 1870 was hij, weer op verzoek van Cuypers, hoofdopzichter bij de bouw van de Sint-Martinuskerk in Sneek. Datzelfde jaar trouwde hij met Leentje Knoop, met wie hij drie kinderen zou krijgen.

In 1873 verhuisde Peters met zijn gezin naar Roermond om bureauchef te worden bij de firma Cuypers en Stoltzenberg, het mede door P.J.H. Cuypers opgerichte atelier voor kerkelijke kunst. Waarschijnlijk vanwege gezondheidsklachten verruilde hij deze functie in 1875 voor een nieuwe bij de Maastrichtse behangfabriek Zeller & Co., waar hij overigens al na enkele maanden weer vertrok. n 1876 was voor hem een cruciaal jaar. Hij werd dankzij Cuypers en diens medestander Victor de Stuers, benoemd tot Rijksbouwkundige voor de Gebouwen van Financiën. Hun gezamenlijk doel was een samen te werken aan een nationale bouwstijl. Erg belangrijk in een periode waarin men de nationale geschiedenis herontdekte en soms zelfs creëerde.

Deze stijl moest een combinatie zijn van neogotiek en elementen uit de renaissance. De keuze van een protestant naast de katholieken gaf deze ontwikkeling een meer nationaal karakter.

Peters’ officiële taak werd het ontwerpen van post- en telegraafkantoren, waaraan sinds de invoering van de Postwet in 1870 een grote behoefte bestond. De eerste jaren in zijn nieuwe functie stonden echter vooral in het teken van de bouw van een nieuw ministerie van Justitie aan het  Plein in Den Haag, een opdracht die officieel niet tot zijn werkterrein behoorde maar die hij op initiatief van De Stuers kreeg toegewezen. Zijn eerste postkantoor is dat van Enkhuizen. Hierin is de invloed van Cuypers en de Stuers groot. In 1876 werd Peters benoemd in de nieuwe functie van Rijksbouwkundige voor de Landsgebouwen bij het ministerie van Financiën. In 1877 verplaatst naar het nieuwe Waterstaat, Handel en Nijverheid. Hij kreeg nu de beschikking over een bouwkundig bureau met assistenten. Zijn werkterrein werd uitgebreid; hij werd nu ook betrokken bij restauraties, onder andere van de Ridderzaal en het Stadhouderlijk Kwartier, aan het Binnenhof in Den Haag.

In 1882 werd de Dienst Landsgebouwen gesplitst in twee afdelingen, respectievelijk gericht op een noordelijk en zuidelijk district. Peters, die zich inmiddels  Rijksbouwmeester mocht noemen, kreeg het noorden van Nederland als werkgebied. Zijn bureau was in het laatste kwart van de 19e eeuw verantwoordelijk voor het ontwerp van bijna veertig postkantoren, in eerste instantie steeds uitgevoerd in de door Cuypers bedoelde neogotische stijl met renaissance-invloeden. Na 1885 liet hij zich geleidelijk steeds meer inspireren door de Groningse en Noord-Duitse Romano gotiek uit de 13e eeuw, wat vooral tot uiting kwam in met nissen versierde topgevels. De invloed van de gotiek nam af, waar ook meer Renaissance elementen verschenen. Het hoofdpostkantoor in Amsterdam uit 1895-1899 geldt als Peters' belangrijkste en meest extravagante bouwwerk. Maar er is ook commentaar!  De directeur-generaal van de dienst der Posterijen en Telegrafie schrijft aan de Minister in 1894 over het ontwerp van Amsterdam dat het nieuwe ontwerp niet in overeenstemming zou zijn met het Nederlandse klimaat en de daarbij horende volksaard. “Het karakter van een postkantoor brengt mede, sober eenvoudige gevels die een goed effect maken door de juiste proporties der massa’s en waarbij alle versierselen zoveel mogelijk worden vermeden.” Het winkelende publiek in MagnaPlaza kan constateren dat deze vermaning niet geholpen heeft.

In enkele gevallen nam Peters ook opdrachten aan die buiten zijn werkgebied vielen. Een belangrijk werk was bijvoorbeeld het station in Nijmegen. Als particulier architect ontwierp hij het raadhuis van Winschoten.

In 1907 stelde een Kamerlid uit Uitgeest kritische vragen over het de kosten van het nieuwe kantoor in Uitgeest. Moest een plaatsje als Uitgeest met 2700 inwoners een postkantoor ter waarde van 23.000 gulden krijgen? Er ontstonden richtlijnen voor het bouwen van meer standaard kantoren. Mar daar deed Peters wel heel erg weinig mee.

In Trouw wordt de kunsthistoricus Henk van de Schoor geïnterviewd. Zijn conclusie is dat Peters net als elke andere Rijksbouwmeester graag een monument voor zichzelf neerzette en dat hij van de bescheiden categorie postkantoren toch het allerbeste, ook in artistiek opzicht, probeerde te maken.

Tot 1915, hij jaar dat hij met pensioen ging is zijn naam onlosmakelijk verbonden aan 108 postkantoren. Het jaar na zijn pensionering overleed zijn vrouw. Tot op hoge leeftijd bleef hij actief als schrijver en als restauratie-architect. Hij overleed in 1932 in Den Haag.

In het artikel in Trouw wordt geprobeerd de vraag te beantwoorden of Peters een groot architect was. Hij bleef toch in de schaduw van Cuypers. Wat niet hielp is dat hij vooral postkantoren bouwde. Weliswaar steevast gepositioneerd op een gezichtsbepalende plek in het centrum van een plaats – maar een postkantoor is nu eenmaal wat “banaler” dan een gemeentehuis. Hij kreeg wel eens het verwijt een postkantoren-gotiek gecreëerd te hebben en te veel gewerkt te hebben volgens sjablonen. Een onterecht verwijt, omdat uiteindelijk geen postkantoor hetzelfde was. “Zelfs als ze even groot en belangrijk zijn, zoals de kantoren in Zuidlaren en Zuidhoren, probeerde hij van elk gebouw een individueel kunstwerk te maken met ook een eigen plattegrond.” Ook ontworstelde hij zich aan de gotiek.

Bron:

 Wikipedia

Koos Havelaar en Annette Wiesman Herbestemming van postkantoren Een tweede leven voor de burchten van de post NAI010 Uitgevers 2013

Trouw, 2 januari 1997 (Peter Sierksma) De postkantorengotiek van Cornelis Hendrik Peters

In dit artikel wordt Henk van de Schoor geïnterviewd. De heer Van de Schoor is gepromoveerd op een onderzoek naar de bedrijfspanden van de PTT tussen 1850 en 1915

 

Kantoor Twello stamt uit 1909