Stationspostkantoren – terug naar 1966

In 1954 was het herstel van de (postale) infrastructuur voltooid. In de oorlog had die nogal te lijden gehad. Maar het nachtnet en het dagnet reden nu weer gewoon op tijd. In 1955 werden de postdistricten gevormd. Begin jaren 70 ontstond het plan om elk postdistrict te voorzien van een groot, aan het spoor gelegen, postaal expeditiekantoor waarin alle sorteerwerkzaamheden geconcentreerd konden worden. Maar zover was het in 1966 nog niet. De Leeuwarder Courant besteedt op 29 oktober 1966 een groot artikel aan een uitleg hoe de PTT 24 uur per dag in touw is om er voor te zorgen dat brief, pakket en krant op tijd bij de klant in de bus liggen. Dit aan de hand van een brief die van Dokkum naar Heer in Limburg reist. Er wordt een mooi tijdsbeeld van “tante Pos” geschetst. Een veelomvattend, boeiend en dynamisch bedrijf. Op deze pagina geven we een enigszins ingekorte versie van het artikel1). We besluiten met een overzicht van alle uitgangsgebieden in 1966/1968

Deze kaart, de PTT Expeditiekaart van Nederland, gefotografeerd in een treinwagon in het Spoorwegmuseum, laat de uitgangsgebieden of uitgangengebieden zien. Groningen, Zwolle, Utrecht, Arnhem, 's Hertogenbosch en Rotterdam bedienden twee uitgangsgebieden.

Kaartje van het postdistrict Leeuwarden met de vier uitgangengebieden. Al in 1968 waren Leeuwarden I en II samengevoegd. (Bron Leeuwarder Courant)

Uitgangengebieden en concentratiegebieden

De heer Jansma wil een brief versturen naar zijn zwager, de heer Kleuters in het Zuid-Limburgse Heer. Hij denkt daar niet diepgaand over na, nee hij weet dat als hij de brief op tijd post, die de volgende morgen in Heer zal aankomen. Op tijd wil zeggen voor zes uur ’s avonds gepost bij het postkantoor en voor vier uur ’s middags in een van de andere rode brievenbussen. De PTT regelt dit voor elke Nederlander, naar elke plaats (behalve de Waddeneilanden). Hoe gaat dit in zijn werk?

De PTT heeft het land voor de postexpeditie verdeeld in een aantal ressorten die tezamen 58 “uitgangengebieden” tellen en ongeveer een even groot aantal concentratiegebieden. Beide soorten gebieden hoeven elkaar niet te dekken. Voor het gebied rond Leeuwarden is dat grotendeels wel het geval. Leeuwarden – station is zowel concentratiekantoor als knooppuntkantoor. Het verschil is dat in een concentratiekantoor de post uit het bijbehorende gebied geconcentreerd wordt, uit een knooppuntkantoor wordt de post verspreid over de postkantoren en hulpkantoren in het uitgangengebied. Dokkum ligt binnen het concentratiegebied Leeuwarden; het Heer van de heer Kleuters ligt in het uitgangengebied Maastricht. Het postdistrict Leeuwarden telt vier uitgangengebieden; Leeuwarden-uitgangen I en II, Heerenveen-uitgangen en Steenwijk-uitgangen.

Een schematische weergave van de weg van een brief tussen Dokkum (Friesland) en Heer (Limburg)

Bron: Leeuwarder Courant

Sorteren

De brief van de heer Jansma komt met alle andere post uit de brievenbussen terecht op een tafel in Dokkum waar de grote stukken er uit worden gehaald. De post die gestempeld is met een frankeermachine blijft ook apart. Op de opzettafel worden alle brieven zo gezet dat het adres aan de onderkant zit en de frankering in de rechterbovenhoek. De brieven worden dan zo veel mogelijk machinaal gestempeld, als  dat niet gaat met een handstempel; de pakketjes met een rolstempel. Dan maken de Dokkumer PTT-ers een eerste sorteerslag. De post voor het ressort Dokkum blijft apart, de post voor een aantal plaatsen waar altijd veel post voor is wordt apart gebundeld. Ook de post die binnen het district Leeuwarden blijft wordt apart gebundeld. Alles wat verder moet, gaat dan “in massa” naar Leeuwarden. Daar komt het samen met de post uit Leeuwarden en die van de andere kantoren in het concentratiegebied, in de voorsorteerkast terecht. Dan gaat de splitsing verder en verder tot het in zakken terecht komt, dus gesorteerd is een groot aantal bestemmingen. Dat hoeven dan nog geen eindbestemmingen te zijn. Zo zal de brief voor Heer terecht komen in een zak “Maastricht-uitgangen”. Dan is dus Maastricht het knooppuntkantoor waar het op eindbestemming wordt gelegd. In het hulpkantoor Heer wordt dan uitgezocht in welke bestellersroute de brief moet worden meegenomen. We zien dat voor de besteller als laatste PTT-er de brief beet heeft hij door talloze handen is gegaan. En elke PTT-er sorteerde op kennis – want een postcode was er nog niet.

Het Postnet

De ruggengraat van het vervoer is het postnet. Sinds september 1966 rijden dagelijks drie speciale posttreinen (zelf bewegende motor-posteenheden) over dit net. Natuurlijk kunnen er soms ook meer treinen rijden, maar elk concentratiegebied kan drie keer per dag afzenden en elk knooppuntkantoor ontvangt drie maal per dag post uit de trein.  De PTT spreekt van een “dagnet” en het “nachtnet”; twee van de drie treinen rijden ’s nachts. Het dagnet verwerkt zo’n 25% van de post, de rest gaat met het nachtnet. Plaatsen die ver van het centrum van het land liggen moeten natuurlijk eerder aanleveren. Voor Dokkum was het uiterlijk 6 uur ’s avonds, voor Leeuwarden bij de brievenbus van het postkantoor voor het station uiterlijk kwart voor negen.  Aansluitend vertrekt de trein van het nachtnet stipt 21.37 uur.

Eigen treinen werden op een bepaald moment een noodzaak. De treinen met postwagons en passagiers konden steeds korter stilstaan op de perrons. Voor kopstation Leeuwarden niet zo’n probleem, maar in Heerenveen bleef niet genoeg tijd over voor het in- en uitladen van post. In het drukke westen van het land was dat een nog groter probleem. Met de eigen treinen heeft men meer tijd en wordt niet gehinderd door stromen reizigers uit dezelfde trein.

Linksboven: De overslag van post was in de jaren 60 nog zwaar handwerk, geen containers, maar karretjes met zakken op de perrons. Hier een beeld uit Utrecht. Links: Demonstratie van het uitladen van een nieuwe motorposttrein op 17 augustus 1965 in Arnhem.

Werkend vervoer

De treinen zijn in feite een rijdend postverwerkingscentrum. De PTT-ers die meerijden moeten de binnengekomen zakken sorteren op bestemming (hoeft niet de eindbestemming te zijn!), bundels sorteren en (als de trein te laat bij een knooppuntkantoor binnenkomt) een deel van de taak van dat kantoor op zich nemen; het stuksgewijs sorteren. En dat alles doen de treinexpediteurs op basis van hun kennis van uitgangsgebieden en plaatsnamen. Opleiding en ervaring zijn belangrijk voor dit hooggewaardeerde vak.

Links: Zo zag een rijtuig er uit waarin -al rijdende- de post gesorteerd werd.

Enige bijzonderheden

In het artikel wordt vermeld dat het hiervoor geschetste de hoofdlijn is, maar expressen en aangetekenden zijn buiten beschouwing gelaten. Ook gaat het niet over post die overdag nog met “gewone” treinen meegaat.  Benadrukt wordt dat het een zeer uitgekiend systeem is, maar onachtzaamheden en onvolkomenheden kunnen veel vertraging veroorzaken. Ook is door het werken met de eigen treinen de dienstverlening in het weekend enigszins verschraald. Op zaterdag sluiten de meeste kantoren op het platteland. Alleen kantoren met een boven lokale betekenis blijven voor een beperkt aantal handelingen op zaterdag open.

De kritieke trein uit Leeuwaren vertrekt op zaterdag om vijf minuten voor half twaalf, alles wat nog met die trein meekan komt ’s middags nog aan. We kunnen het ons niet meer voorstellen!

  • Bron: Leeuwarder Courant 29 oktober 1966 via Delpher Hoe gaat een brief van Dokkum naar Heer

 

Overzicht van uitgangsgebieden en stationspostkantoren

In het onderstaande overzicht hebben we zo goed mogelijk een inventarisatie gemaakt van alle kantoren die voor de expeditie ingezet werden in, globaal 1966-1968. Leidraad was de bovengenoemde kaart. Zes grote plaatsen, niet verwonderlijk dat ook daar de latere EKPn kwamen, bedienden twee uitgangsgebieden: Groningen, Zwolle, Utrecht, Rotterdam, Arnhem en 's Hertogenbosch. Als we kijken naar de bouwjaren, dan zien we dat met name in de grotere plaatsen in de jaren 50 sprake was van een bouwgolf. 

De nieuwere kantoren zijn bijna allemaal aan het spoor gebouwd. De oude kantoren, en met name geldt dat voor kleinere plaatsen, zijn vaak niet aan het spoor gebouwd. Vervoer van en naar het station werd dan per auto gedaan.

's Gravenhage

Almelo

Amersfoort

Amsterdam

Rotterdam

Breda

Haarlem

Hengelo

Roosendaal

Leeuwarden

Tilburg

Steenwijk

Zutphen

Eindhoven

Enschede

Groningen

Heerenveen

Arnhem

Venlo

Nijmegen

Utrecht