Van Hoofdpostkantoor naar Voorsorteercentrum en verder

Vanaf het midden van de jaren zeventig tot en met het eerste decennium van de 21e eeuw speelde het voorsorteercentrum (VC – meervoud VCA) een belangrijke rol in het postale proces. Een rol tussen het Expeditieknooppunt (EKP) en het kantoor van bestelling (BK). Hoe ontstonden deze gebouwen met een voorsorteerfunctie en hoe liep het met ze af  toen ze hun functie verloren? We beginnen met een uitleg van het begrip “hoofdpostkantoor” om daarna te bezien welke logistieke veranderingen plaatsvonden.

Hoofdpostkantoor, hulpkantoor en bestelkring

Een hoofdpostkantoor was in feite een zelfstandige eenheid die alle functies had op lokettengebied en op bestel- en sorteergebied. Aan het hoofd er van stond een directeur die rechtstreeks onder "Den Haag" viel. In het verleden waren er wel acht klassen- afhankelijk van de omvang, tot 1994 toen het instituut door de vorming van rayons werd opgeheven vier. Er waren tot 1955 wel inspecties, maar die hadden vooral een controlerende taak. In 1955 kwamen de postdistricten. De directeuren van de postkantoren gingen toen verantwoording afleggen aan de districtsdirecteur. De directeuren hadden een zogenaamd ressort. In de grote steden vielen daar de bijkantoren onder. De kantoorhouders van de hulpkantoren waren verantwoording schuldig aan de directeur.

Een hulpkantoor had vaak beperktere openingstijden, soms ook minder diensten aan het loket,  een beperkte expeditie functie. Ook mocht een kantoorhouder bijvoorbeeld niet zelfstandig personeel aannemen. Hij was geen hoofd van dienst. In de jaren twintig werden veel hoofdkantoren gedegradeerd tot hulpkantoor. Voor het publiek maakte het niet veel verschil. Financieel was het voordeliger voor een staatsbedrijf dat ook toen al op de kleintjes moest letten.

In het verleden waren vrijwel alle kantoren die een bestelfunctie hadden tevens aangewezen voor de sortering van de te verzenden post. Daarin kwamen, afhankelijk van de grootte van het kantoor en de hoeveelheid aangeboden post, allerlei varianten voor.

Zeer kleine postinrichtingen pasten slechts een zeer kleine onderverdeling toe, in feite lokaal en overige bestemmingen (tweelingbussen kwamen er pas in de jaren vijftig). Bij grotere kantoren leidde de hoeveelheid (uitgaande) post tot een meer uitgebreide sortering, maar bleef toch altijd beperkt tot één sorteergang. Op de grote kantoren met een zelfstandige expeditie -dat waren kantoren van een behoorlijke grote omvang – kon een uitgebreidere sortering met meer sorteergangen worden uitgevoerd. Daarenboven bestond toen ook nog het werkende vervoer met de sortering op de trein en de tram.

De wijze van sortering en het daaruit voortkomende product (de bundel) was afhankelijk van wat als bestemming van de bundel werd gedefinieerd. Destijds was dat de bestelkring; dat was de verzameling van geadresseerden die hun post door één en het zelfde kantoor besteld kregen. Natuurlijk had niet elk kantoor van verzending voldoende poststukken om voor elke bestelkring een bundel te formeren.

De post werd daarom in dat geval (dikwijls gebeurde dit dan op het hoofdpostkantoor) met die van andere bestelkringen samengevoegd en verzonden naar een zogenaamd knooppunt kantoor. Dit kantoor had als taak de van andere kantoren ontvangen post te verzamelen en het te verdelen over zijn werkingsgebied (uitgangengebied) liggende bestelkringen1).

We kunnen stellen dat het netwerk van hoofdpostkantoren een bestuurlijke indeling was waarbij het hoofdpostkantoor ook een rol had in de logistiek keten. Verantwoordelijkheden voor de loketfunctie en voor de logistieke processen waren innig met elkaar verbonden. De directeur was een man met status in de gemeenschap.

Op pagina (zie link) worden de begrippen collectiegebied en uitgangengebied uitgelegd.

https://een-postgeschiedenis.jouwweb.nl/de-ekpn-de-sorteercentra-en-de-nieuwe-weg-van-de-brief/de-expeditie-knooppunten/de-lange-weg-naar-twaalf-ekpn-deel-1

Linksboven: Het netwerk voor de nachtpostreinen. De aan het spoor gelegen hoofdpostkantoren met uur van laatste buslichting

Links midden: De expeditiekaart uit 1976. De districtszetels zijn de blokjes, de puntjes de hoofdpostkantoren

Linksonder: Illustratie uit cursusmap PTT Post Het Vervoerbedrijf De stiuatie in 1974 toen Nederland 13,5 miljoen inwonders telde.  De cursusmap is uitgegeven in 1981 

De verzamelfunctie

Zoals hiervoor beschreven werd de verzamelfunctie uitgevoerd vanaf ca. 1200 kantoren. Dezelfde kantoren vervulden ook de functie van ontvangstkantoor, tevens bestelkantoor voor de bestelling. We hebben het nu over de situatie zoals die in de jaren zestig gaande praktijk werd.

Op het merendeel van de verzamelende kantoren werd na stempeling alleen het lokale deel van de post er uit gehouden en de rest werd ter verdere verwerking (sortering en verzending) naar een van de ca. 50 concentratiekantoren gezonden. De kleinere kantoren konden in geen geval zinvol op bestelkring sorteren. Maar ook de concentratiekantoren konden samen met de post van de omliggende kantoren geen bundel per bestelkring sorteren. Door samenvoeging van de post voor verschillende bestelkringen werd een uitgangenbundel gemaakt en ter uitsortering naar een van de 45 knooppuntkantoren gestuurd. Steeds minder werd gesorteerd in het zogenaamde werkende vervoer.

Door deze werkwijze zag men in dat er efficiencyvoordelen te bereiken waren door concentratie en daarmee gepaard gaande schaalvergroting. De grondbeginselen waarop concentratie steunde en de gevolgen die daaruit voortvloeiden zijn in de vijftiger jaren voor het eerst vastgelegd in het rapport “Rapport Van Houwelingen”. Zie pagina https://een-postgeschiedenis.jouwweb.nl/de-ekpn-de-sorteercentra-en-de-nieuwe-weg-van-de-brief/de-expeditie-knooppunten/de-lange-weg-naar-twaalf-ekpn-deel-1)

Ook aan de ontvangstkant waren schaalvoordelen te behalen. Van de 1200 bestelkantoren waren er vele wel erg klein. Verklaarbaar omdat de actieradius van een lopend of fietsende besteller niet erg groot was. Veel bestellers zaten in een patroon van om een uur of vijf beginnen, dan de post voorbereiden en dan op pad. Na enige onderbrekingen kon dan om 14 of 15 uur de dienst  beëindigd worden. Ook buslichtingen en verzendklaar maken moesten in de diensten gepropt worden. In de steden was dit al geen haalbare kaart meer, maar ook buiten de steden wilde men meer normale dagdiensten. Vervanging was op de kleinere kantoren ook een groot probleem. Motorisering en concentratie van voorbereiding en bestelling kon een oplossing zijn. Ploegendiensten konden daarbij helpen. 

In een artikel in het Tijdschrift voor Vervoerswetenschap uit 1972 van M.J.J. de Galan de noodzaak tot verandering samen.2) De wijzigende kostenverhoudingen tussen arbeid en kapitaal maakten een streven naar concentratie gewenst. Massaverwerking werd de norm, mechanisatie, concentratie en containerisatie waren trefwoorden. Ook de verbetering van het wegennet maakte motorisering mogelijk. Men keek al vooruit naar sorteren met getallen en naar automatisering.

Het bestelgebied basis voor voorsorteergebied

Eind jaren zestig, begin jaren zeventig kwam het eerder beschreven veranderingsproces op gang. De Galan maakt duidelijk dat rond 1970 voor de reorganisatie in eerste instantie vooral gekeken werd naar de organisatie aan de ontvangstzijde. Gegeven de kosten van de processen aan deze zijde van het verwerkingsproces waren hier de grootste voordelen te behalen. (Persoonlijke noot: dat is anders dan we dachten, we meenden dat de reorganisatie van de expeditie de drijfveer was achter de grootste veranderingen)

Voor motorisering was een gebied van 150 – 200 km2 gewenst. Rekening houdende met nog een aantal andere factoren zou het land verdeeld kunnen worden in 200 bestelgebieden. Men had becijferd dat in de 250 grootste bestelkringen 75% van het aantal afgiftepunten gelegen was.

Het idee was om in elk bestelgebied een centrumplaats aan te wijzen. In dit centrum zou alle post voor het (voorsorteer)gebied (VG) aankomen en voorgesorteerd worden op route. Het gebouw waarin dat zou moeten plaats heette het Voorsorteercentrum (VC). In eerste instantie werden ca. 160 VCa gepland.3) Alle gemotoriseerde bestellingen zouden vanaf dit VC plaatsvinden. Ook als in een plaats minder dan vijf besteltaken gepland konden worden werd de bestelling vanuit het VC georganiseerd. Telde een plaats meer dan vijf taken, dan bleef daar een bestelkantoor. Deze bestelstructuur matchte uitstekend als uitgangsstelling voor de expeditie- en vervoersstructuur. Een beginpunt voor de bestelling en een eindpunt voor de expeditie. Alle aanvoer- en buslichtingsroutes kwamen hier samen. We moeten wel opmerken dat enkele VCa meer voorsorteergebieden bedienden.

In de planvorming bleef in eerste instantie nog de structuur met 50 centrale ontvangstkantoren en 45 expeditiekantoren staan. Maar de basis voor de planvorming voor een nieuwe structuur werd gelegd.

Links boven: De proef met het bestel-verzamelgebied Gorredijk (Bron: De Galan). Onder het voormalige postkantoor van Gorredijk aan de Schansburg dat dienst deed van 1963 tot 1989 Bron: https://www.gorredijk-historie.nl/page/view/29/dorpskroniek-

De nieuwe structuur

Zo ontstond een nieuwe structuur, een nieuw expeditie- en vervoerssysteem. Zie schema III

Na veel rekenwerk en nog veel meer politiek gedelibereer kwam men tot een model met twaalf EKPN. Dit proces beschreven we al eerder. In de berekeningen werd steeds rekening gehouden met 153 VCa3), het werden er uiteindelijk 168. Zie de bijgaande lijst.

Interessant is dat het (toekomstig) bestaan van 153 VCa al het uitgangspunt bij de rekenpartij. In de bedrijfseconomische modellering werd hier rekening mee gehouden. De directie had al de voorlopige lijst goedgekeurd.

Criteria in het model waren o.a.:

-Alle correspondentie uit het voorsorteergebied gaat naar het VC.

-Correspondentie voor het eigen VG wordt achtergehouden, de rest gaat naar het EKP. Géén expeditie meer op het VC.

-Geen werkend vervoer meer.

-In de avond wordt 85% van de afbundelbare post verwerkt.

-Twee keer per avond is er een rit met een vrachtauto naar het EKP. Om 17 uur gaat 20% mee, om 19 uur 65%.

-De aantallen waren gebaseerd op een telling uit 1967, geëxtrapoleerd naar 1969.

-Het serviceniveau moest gehandhaafd blijven. Hierbij waren snelheid en zekerheid de criteria.

-Aan de verzendzijde moest minimaal één bundel voor elke besteleenheid kunnen worden gemaakt.

In een proefgebied werd onderzocht of in de praktijk aan de eisen konden worden voldaan. Dat lukte!

Zie voorbeeld in artikel van de hand van De Galan dat u elders op deze pagina aantreft.

Hoe verhoudt zich dit nu tot de situatie van de hoofdpostkantoren? Als we de expeditiekaart van 1976 er bij pakken, tellen we 221 hoofdpostkantoren in Nederland. Dit is inclusief de 12 districtspostkantoren. Deze 12 districtspostkantoren en 33 andere kantoren zijn uitgangskantoren. Deze krijgen allemaal de VC-functie.  Echter: 65 hoofdpostkantoren krijgen deze niet. Geleidelijk zien we in de later jaren dat deze bestuurlijk samengevoegd worden met de VCa.

Er zijn ook 12 hulpkantoren en bijkantoren die wel de status van VC krijgen. Dat waren een aantal bijkantoren bij de grote steden en een aantal groeikernen.

Links boven:

Lijst met de VCa uit de cursusbundel (situatie 1981)

Links onder:

Het plan voor het nieuwe verwerkingsschema (uit de cursusbundel)

Een tijdelijke stabiliteit in locaties

Grootse logistieke veranderingen hebben uiteraard ook effect op gebouwen waarbinnen zich processen afspelen. Het effect was uiteraard groot op het gebied van de EKP-vorming. Dit proces hebben we eerder beschreven. Maar ook moest er ruimte gecreëerd worden 123 nieuw aangewezen VCa en moest gekeken worden of er op de 33 concentratiekantoren die geen EKP waren voldoende ruimte was voor de ontvangstverwerking van alle buslichting post, gaande en komende vrachtauto’s en de voorsortering.

Ons is geen grootschalig alomvattend plan bekend, maar door de postdistricten werd samen met de Centrale Directie van de PTT een plan per gebied ontwikkeld. Er kwamen lokale centra met in een aantal gevallen subcentra voor de bestelling. Zie het voorbeeld hiervoor.

We moeten  constateren dat de bestuurders van toen een zorgvuldige keuze maakten. Als we de plaatsnamen op de lijst van midden jaren zeventig vergelijken met de lijst van 1994 zien we maar twee wijzigingen. Monster staat niet meer op de lijst van ’94, Oosterbeek is in de loop der jaren aan deze lijst toegevoegd.

Links: kaart met de VCa, situatie 1993 (bron: MJP). Rayon 27 Drenthe is hier niet op aangegeven.

Een stortvloed van veranderingen

Als we even terug gaan naar 1989, het jaar waarin de PTT verzelfstandigd werd zien we dat dit een groot aantal verandering die deels al voorbereid waren in gang werden gezet. Begin jaren negentig werd een Business Unit Postkantoren opgericht. Die had maar een kort leven want die ging op in Postkantoren BV (een joint venture met ING). Dat betekende dat de postdirecteuren van de hoofdpostkantoren (inmiddels omgedoopt in Resultaat Verantwoordelijke Eenheden) geen zeggenschap meer hadden over de postkantoren. Toen ook in 1994 de RVEn werden opgeheven en opgingen in grote rayons was er niets meer over van het instituut hoofdkantoor. Een enorm statusverlies voor velen. De nadruk kwam niet meer te liggen op “besturen” maar op het beheersen van de logistieke processen op de VCa in de Briefpost 2000 structuur. De pakketpoststromen verdwenen, de transportorganisatie werd verbijzonderd. Tussen 1994 en 2002 groeide het brievenverkeer nog aanzienlijk.  Ook konden de machines steeds dieper sorteren. De voorsortering in de nacht verviel en de buslichtingspost ging rechtstreeks naar het Sorteercentrum. Zie ook de pagina’s voor de vorming van de Sorteercentra Brieven. Kortom: de eisen aan het VC-management en de gebouwen veranderden.

Landelijke verdeling

Er veranderde nu veel in het landelijk VC-netwerk. Onze bron is hier de landkaart met de area-indeling die ontstond na het opheffen van rayons. De kaart dateert van 2006. Alle voorsorteercentra (teven de grotere bestelkantoren) staan hier op aangegeven.

De volgende VCa hebben hun functie verloren:

Laren, Beverwijk, Katwijk, Voorschoten, Voorburg, Leidschendam, Maasluis, Alblasserdam, Baarn, Barneveld, Driebergen, Dieren, Velp, Wageningen, Oosterbeek, Vught, Deurne, Kerkrade, Brunssum, Winterswijk, Lichtenvoorde, Dokkum, Bolsward, Gorredijk, Joure, Appingedam, Winschoten.

Een aantal plaatsen hadden omvang die zelfs twee van dergelijke kantoren rechtvaardigden:

Almere, Hilversum, Breda, Utrecht (zelfs drie), Tilburg, Eindhoven, Heerlen en Groningen.

Nieuw op de lijst waren: Amsterdam Zuid-Oost, Den Haag Oude Middenweg, Bergschenhoek, Houten, Groenlo en Delfzijl.

Op de detailkaartjes van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag staan resp. 8, 5 en 6 locaties aangegeven.

In de regiobesprekingen en in de verhalen over de grotere plaatsen hebben we steeds geprobeerd de gebouwen terug te vinden en de nieuwe bestemming aan te geven (of te melden ”gesloopt”)

Links: een paar uitsnedes van de kaart van de BU Productie uit januari 2006; de area's Centrum en Zuidwest.

Boven: het nieuwe logistieke model. Onder: VBL Arnhem aan de Johan de Wittlaan (voormalig EKP)

Een ommekeer in 2010

Intern wordt de term voorsorteercentrum niet meer gehanteerd. Het gaat nu over het VBG, het voorbereidingsgebied. De sorteermachines kunnen nu tot op huisnummer niveau sorteren. Post wordt een parttimebedrijf, postbezorgers nemen het werk op straat van de postbodes over. (Zie de pagina’s over de Nieuwe Weg van de Brief:  https://een-postgeschiedenis.jouwweb.nl/de-ekpn-de-sorteercentra-en-de-nieuwe-weg-van-de-brief/de-nieuwe-weg-van-de-brief-1/de-nieuwe-weg-van-de-brief-de-uitrol). In 2010 wordt bekend gemaakt dat in 2012 alle VBGn gaan sluiten. Verspreid over het land komen er een beperkt aantal VBLs (Voorbereidingslocaties). Maar helaas: de aanpak van de reorganisatie is te ambitieus. Er ontstaat een enorme kwaliteitsdip. Resultaat is dat de reorganisatie grotendeels getemporiseerd wordt.

In december 2013 lezen we in het personeelsblad “Dichtbij” een interview met Nikaj van Hermon. Hij is de man die belast is met de verkoop van het onroerend goed van PostNL. Hij is nu bezig om het aantal eigen gebouwen terug te brengen van 260 naar 125. In 2017 zullen er nog 25 tot 30 resteren. Op het moment dat we dit schrijven is het ongetwijfeld al weer veel minder. Terugkijkend is in een beperkt aantal jaren een compleet nieuwe infrastructuur neergezet. Los van het pakkettennetwerk bestaat het brievennetwerk nu nog uit de vijf sorteercentra, een beperkt aantal VBLs en duizenden depots waar de postbezorgers hun gevulde tassen halen. Het oude netwerk verdwijnt.

Een inventarisatie en slot

In onze behoefte aan een volledig inzicht hebben we een poging gedaan om aan de hand van gevonden adressen op een rijtje te zetten hoe het met de gebouwen die rond 2010 in gebruik waren is vergaan.

We kwamen voorlopig op 215 panden. 33 Daarvan waren gebouwd voor1960, 31 tussen 1960 en 1970, 44 tussen 1970 en 1980, 44 tussen 1980 en 1990, 16 tussen 1990 en 2000 en slechts 6 na het jaar 2000.

Van 41 is ons nog niet duidelijk wat er mee gebeurd is, 61 zijn er afgebroken en de rest heeft een andere bestemming gekregen, van moskee, kerk, caravanbedrijf, woningen, winkels tot kringloopzaak.

Zo kwam er een einde aan de hoofdpostkantoren -een instituut- en de VCa, ooit essentiële schakels in de weg van de brief tussen verzender en ontvanger.

Noten:

  • 1- De informatie in de voorgaande alinea’s is onder meer gebaseerd op Het Postale Vervoerbedrijf PTT Post 1981 In deze bundel wordt daarna uitgelegd op welke wijze er gesorteerd werd en met welke kastindelingen. Dat gaat wat ver voor dit artikel.
  • 2- J.H. de Galan De technisch-organisatorische vernieuwing van de PTT als vervoersbedrijf in: Tijdschrijft voor Vervoerswetenschap Achtste Jaargang 1972-Nr. 2. Noot: De Galan later in zijn carriere postdistrictsdirecteur in Amsterdam en Commerciëel directeur in het hoofdkantoor.
  • 3- T. Bouw en ir. G. van Binsbergen De toepassing van bedrijfseconometrische methoden bij de herstructurering van de expeditie van de posterijen. In: Het PTT-Bedrijf Deel XVII nr 3 mei 1971

Maak jouw eigen website met JouwWeb