Een verdwenen monument: het districtspostkantoor te Amsterdam Deel 1
Al een aantal keren hadden we aandacht voor het voormalige districtspostkantoor te Amsterdam. Het gigantische complex aan de Oosterdokskade, naast het Centraal Station, aan de rand van de binnenstad. We bespraken het bij de ontstaansgeschiedenis van de Expeditie Knooppunten en bij de bespreking van het lot van deze gebouwen. Ook beschreven we tijdens een excursie naar Amsterdam het uitzicht richting de plek waar dit imposante gebouw stond.
Tijd om wat dieper op het ontstaan van het gebouw en het gebruik in te gaan. En aandacht voor het verdwijnen onder druk van de grondhonger van metropool Amsterdam na het verlies van zijn postale functie. We citeren uitvoerig uit beschikbare literatuur. In dit eerste deel beschrijven we het voorstel, de bouw, de gebouwen en de opening. In deel 2 beschrijven we het gebruik en het einde.
Tienduizenden medewerkers van Post moeten hier gewerkt hebben!

Maquette van het stationspostkantoor. Ontwerp Piet Elling

Het voormalige postgebouw bij Amsterdam CS uit 1924

Bouw activiteiten in maart 1961 Bron: Nationaal Archief
Het voorspel
Amsterdam was in de 17e eeuw een snel groeiende metropool die op eigen wijze zijn postvoorzieningen had geregeld. Na de nationalisering van de postdiensten in 1799 gebeurde er eigenlijk niet zo veel op postaal gebied. Dat werd anders in de tweede helft van de 19e eeuw. In 1856 kreeg Amsterdam onder invloed van nieuwe wetgeving een Rijkspostkantoor. Dat werd al snel te klein. Op 13 februari 1899 werd het door rijksbouwmeester Peters ontworpen Hoofdpost- en Telegraafkantoor aan de N.Z Voorburgwal in gebruik genomen. De pakketpost paste er direct al niet in. Na vele omzwervingen kwam men met de HIJSM tot een akkoord over de bouw van een pakketpostgebouw aan de De Ruyterkade. Maar dat ging niet door, het station vroeg meer ruimte. Aan de zuidoostzijde van het station kwam een uitbouw, die werd volledig in gebruik genomen in 1924. Een tijdelijk in gebruik genomen loods aan de Ruyterkade kon toen in gebruik worden genomen als postgarage. In het door de PTT uitgegeven boekje over het districtspostkantoor wordt de volgende fase als volgt beschreven1):
“In de jaren na de laatste wereldoorlog nam het postverkeer dermate toe, dat naar andere expansiemogelijkheden moest worden omgezien. In 1952 werd de bestelling van de pakketpost ondergebracht in de gedeeltelijk ontruimde garage op de Vismarkt en in 1953 verplaatst naar de inmiddels gereedgekomen garage van de Rijksautomobielcentrale aan de Westerdoksdijk. De leeggekomen loods werd verbouwd en heeft van 1954 tot september 1966 huisvesting verleend aan het Bureel Inklaring, waarna tot slopen werd overgegaan. De gedwongen decentralisatie van de verschillende onderdelen van de postdienst had inmiddels abnormale vormen aangenomen. Die diensten waren in dertien verspreid gelegen panden ondergebracht. In de loop der volgende jaren kwamen de nieuwbouwplannen: Droogbak, Havengebouw, Verbouwing Postgebouw Amsterdam CS, Watergraafsmeer en Dijksgracht, die alle op niets uitliepen. Ten slotte werd, ondanks de esthetische bezwaren van de afdeling Stadsuitbreiding der Gemeente Amsterdam, tijdens besprekingen op 16 februari 1955 tussen de burgemeester van Amsterdam, mr. A. J. d'Ailly, en de directeur-generaal der PTT, ir. J. D. H. van der Toorn — in aanwezigheid van de wethouder van Publieke Werken, mr. G. van 't Hull, de voorzitter van de Kamer van Koophandel, mr. D. A. Delprat, de hoofddirecteur der Posterijen, de heer F. A. Hofman en de directeur van het Postdistrict Amsterdam, de heer P. J. van Dalsen — de goedkeuring verkregen voor de bouw van een postkantoor op het rangeerterrein van de Nederlandse Spoorwegen langs de Oosterdokskade.”
Overigens werd in 1953 al opdracht gegeven tot het uitwerken van de plannen. In zekere mate was de uitkomst wel een compromis. De Gemeente stelde er prijs op dat vanwege het zicht vanaf de Prins Hendrikkade op het IJ het briefpostgebouw laagbouw zou zijn, men wilde niet een groot massief bouwwerk op deze plek.2)

Het Pakketpost- en Administratiegebouw in 1994 (Bron: Regioinfo)

Voorgevel van het briefpostgebouw in maart 2002 (Bron: RCE)

De hoogbouw vanaf de Oosterdoksdraaibrug in 2006
De bouw
Door de verplaatsing van een gedeelte van het rangeerterrein kwam 28.000 m2 ter beschikking op ca. 5,75 m boven NAP. (Letterlijk) diepgaand onderzoek was nodig om te onderzoeken in hoe verre er geheid moest worden op dit deel van een eiland in het IJ. Dat werden palen tot 20 meter lang. Op 3 april 1959 schepte de toenmalige directeur-generaal van de PTT ir. J.D.H. van der Toorn in een dragline de eerste schep zand uit het dijklichaam van het oude rangeerterrein. Na het verplaatsen van 100.000 m3 grond kon het heien beginnen. De eerste van 4000 palen ging op 1 april 1960 de grond in.
Het gebouwencomplex is ontworpen door het architectenbureau prof. P. Elling, waarvan prof. B. Merkelbach — de later tot stadsbouwmeester benoemde architect — deel uitmaakte. Helaas kwam prof. Elling in november 1962 te overlijden. Zijn werk werd voortgezet door ir. A. van Gelderen en ir. K. Visser. Het program van eisen was opgesteld door de Centrale Directie der PTT en de directie van het Postdistrict Amsterdam. Vermeldenswaard is dat de bouw paste in het beleid van de PTT dat uitging van de bouw van grote Stationspostkantoren. De architecten werd de gebouwen in Rotterdam en Den Haag tot voorbeeld gesteld. Vooral Den Haag Waldorpstraat moest als voorbeeld dienen qua procesgang – al had het OKA complex het grote voordeel dat er weinig verticaal transport nodig was. 2) Elling was een architect van gewoon doen, zonder uiterlijk vertoon.
De PTT bleef sterk betrokken bij de bouw, mede door de hoge eisen die werden gesteld i.v.m. de mechanisatie. Er werd een coördinatiegroep gevormd, samen met de architecten. Hierin waren vertegenwoordigd de Centrale Afdeling Gebouwen, de Centrale Afdeling Postmechanisatie, de Centrale Afdeling Postformatie en Arbeidstechniek (in de persoon van de latere directeur J.J.W. Meijer) en het Postdistrict Amsterdam). Belangrijke elementen in het programma van eisen waren “het comfort van de werkende mens” en de eisen die voort kwamen uit de te installeren apparatuur. Ook vanwege de samenwerking met de NS was de voorbereiding enorm complex. De afschriften van de bouwvergaderingen gingen naar 35 betrokkenen.
Aannemer was de N.V. Aannemings Maatschappij J. P. van Eesteren te Rotterdam. Zoals gebruikelijk werden voor allerlei onderdelen specialisten ingehuurd. Voor de bouw van de betonskeletten en de overige betonconstructies, voor de warmte- en luchttechnische installaties. De elektrotechnische installaties, de liften en de noodstroomvoorziening zijn ontworpen door de groep ‘elektrotechniek' van de Centrale Afdeling Gebouwen van de PTT. De uitvoering van de warmte- en luchttechnische installaties was in handen van Ingenieursbureau Wolter & Dros N.V. te Amersfoort; de uitvoering van de elektrotechnische installaties berustte bij N.V. Groeneveld van der Poll & Co's Elektrotechnische Fabriek te Amsterdam en die van de achttien liften bij N.V. Technisch Bureau Speek & Van Donk te Amsterdam. Opstelling en montage van de noodstroomvoorziening geschiedde in eigen beheer.

CS en OKA complex in 1972 (Bron: Flying over Europ, foto KLM Aerocarto)

OKA complex Ansichtkaart - (Foto KLM Aerocarto)

Rechts de hoogbouw, links de laagbouw vanaf de Prins Hendrikkade (jaar 1993). Onder tekening met uitzicht richting CS

De gebouwen
We spraken over een gebouwencomplex. Dit bestond uit vier zelfstandige gedeelten.
1.Een 6 meter brede brug over de Oostelijke doorvaart, waardoor het complex was verbonden met CS
2.Een 400 meter lang los- een laadperron
- Een laag langgerekt briefpostgebouw
4.Een hoog Pakketpost en administratiegebouw met twaalf verdiepingen.
Daarnaast stonden er een 50 meter hoge vrijstaande schoorsteen en een transformatorhuis.
Met de bouw moest meer ruime voor expeditie en bestelling van de briefpost gerealiseerd worden, de verspreid liggende onderdelen gecentraliseerd en de werkomstandigheden voor het personeel verbeterd. Niet minder belangrijk was de eis van vergroting van de capaciteit door de toename van het verkeer. Ook moest er ruimte zijn om de expeditie werkzaamheden van andere kantoren over te nemen en ruimte gecreëerd worden voor verdere mechanisatie en automatisering. Men moest rekening houden met het verwerken op een drukke dag van 10.000 zakken uitgaande post en 7.000 zakken binnenkomende post, 4 ton post.2)
Het briefpostgebouw had twee hoofdbouwlagen, de lengte was 160 meter, de breedte varieerde tussen de 45 en 100 meter. De maximum toegestane hoogte door de gemeente was 16 meter. Onder het gebouw lag een kelder. Op de begane grond lagen het bijkantoor, de postbussen, de partijenpostbalie en de afdeling Bestelling Briefpost. De zaal op de tweede verdieping lag op perronhoogte, hier was de afdeling Expeditie Briefpost gevestigd. De zaal van 150 bij 40 meter was over een lengte van 100 meter zonder kolommen geconstrueerd. Achter de hal was de los- en laadplaats. Op tussenverdiepingen waren administratieruimten, expeditie buitenland, de kantine, de afdeling uniformkleding en een marine postkantoor ondergebracht.
Het pakketpost- en administratiegebouw was 100 meter lang en 50 meter hoog. In de 48 meter brede onderbouw waren de afdelingen “bestelling pakketpost” en “expeditie pakketpost” ondergebracht. Op de benedenverdiepingen van de hoogbouw was “inklaring pakketpost” ondergebracht. Directie en administraties zaten op de etages acht tot en met tien. Op 11 zat de kantine annex sport- en recreatiezaal.
Het totale bouwvolume was 390.000 m3, de nuttige vloeroppervlakte 62.500 m2.
In april 1989 vinden we in het Parool een architectonische toelichting. “Elling en Merkelbach waren binnen het Nieuwe Bouwen architecten van het functionalisme. Het werk van Elling was streng en precies. Het gebouw zou een goed voorbeeld zijn van een modern gebouw zonder compromissen, dat de ruimte van zijn omgeving versterkt. De hoogbouw maakt zich mooi vrij in de grote ruimte van de haven, het lage gedeelte begeleidt de overgang tussen water en spoor, maar sluit de blik niet af. Je voelt daardoor dat de stad voorbij het spoor doorgaat. Het gebouw is goed van verhoudingen en heeft met z’n zonweringen en grappige schaaldaken een levendigheid, die voor een groot utilitair gebouw uit die tijd uitzonderlijk is. Tegelijkertijd ademt de compositie een grote rust…” 3)


Enige knipsels uit 'Aangetekend'van 13 november 1968.
Rechts: foto's van Prins Claus die ropndgeleid wordt door de districtsdirecteur J.H.W. Meijer
De opening
Het duurde tot 1966 voor het gebouw echt in gebruik kon worden genomen. Eerst moest een oud rangeerterrein van de spoorwegen worden verwijderd. Op het laatst was er nog een jaar vertraging doordat de monteurs die de postsorteermachines moesten installeren eerst een andere klus moesten afronden.
Op 13 november 1968 verschijnt bij Aangetekend, het tweewekelijks verschijnende personeelsblad van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie een speciale bijlage van acht pagina’s, helemaal gewijd aan de officiële opening van het complex aan de Oosterdokskade. Morgen is het zo ver! Prins Claus zal de openingshandelingen verrichten in aanwezigheid van talrijke genodigden. Bouwkundig is het af, maar technisch moet er nog wel een en ander gebeuren. Het personeel vind het nog wel lastig om afscheid te nemen van de knusse gebouwen in de binnenstad, maar waardeert de ruimte in het nieuwe pand. Een grote dag voor het postdistrict Amsterdam. De kunstenaars Jan Wolkers en Peter Struycken hebben bijdragen geleverd ter verfraaiing van het pand. De kantine is zelfs een integraal kunstwerk geworden. De illustraties bij dit artikel spreken verder voor zichzelf.
Wordt vervolgd in Deel 2



Maak jouw eigen website met JouwWeb